30. EEN REDDENDE SCHOK VOOR CLÉMENT

30. EEN REDDENDE SCHOK VOOR CLÉMENT

In 1976 tijdens een grote zomerbijeenkomst in Paray-Ie-Monial, had de verantwoordelijke van de gemeenschap Emmanuel, Pierre Goursat, mij gevraagd om een van de inleidingen te verzorgen. Het onderwerp was: de heilige Geest. Om de geestelijke strijd te verduidelijken was ik tijdens mijn inleiding het bestaan van de kwade geesten niet uit de weg gegaan. Ik had daarbij geciteerd wat de Kerk hierover zegt.

Na mijn inleiding komt er een jongeman op me toegesneld die sinds kort het koor dirigeert, en hij zegt me teleurgesteld: “Emanuelle, alles wat je hebt gezegd klopt. Het heeft me dieper overtuigd. Maar het is wel te betreuren dat je over Satan hebt gesproken. Dat slaat echt nergens op, want hij is slechts een product van onze verbeelding. En jij sprak over hem alsof hij werkelijk bestaat. Dat heeft een deel van je toespraak verpest.

In zo een geval is slechts één houding geboden. Omdat ik wist dat geen enkele uitleg hem zou overtuigen, zei ik tegen hem: “Wel, Clément, het volgende zal ik doen. Ik zal bidden tot God en Hem vragen om opheldering voor ons. Als Satan bestaat, dat hij je zijn bestaan zou mogen tonen en dan wel op zo een manier dat je geen enkele twijfel meer zult hebben over zijn bestaan. En als hij niet bestaat, dat God het mij dan zou tonen.” Na deze woorden is Clément in vrede vertrokken, en ik ben met mijn gebed voor ons begonnen.

Nog dezelfde dag in de avond komt Clément weer op me toegesneld, en hij is nog nauwelijks bij me aangekomen of hij begint wild naar me te gebaren en roept me toe: “Stop met bidden. Stop. Ik heb hem gezien, ja, hij, Satan. Het was afschuwelijk. Oké, ik heb het begrepen”. Door zijn commotie is hij niet in staat me te vertellen wat hij precies heeft gezien. Hij staat nog te trillen op zijn benen … Ik moet toegeven dat ik verbaasd was dat de Heer zo snel en sterk had ingegrepen bij Clément. En ik had er alles behalve spijt van dat ik voor Clément had gebeden. Deze broeder die door deze gebeurtenis was gebrandmerkt als door hete kolen, is zich erop gaan toeleggen om de Heilige Schrift en de Leer van de Kerk omtrent dit onderwerp heel aandachtig te bestuderen

De identiteit van de vijand wat beter leren kennen helpt ons om beter de gevaren te herkennen waarmee hij ons bedreigt op het slagveld van deze wereld. Er bestaan vandaag de dag in onze wereld sekten die veel kwaad aanrichten, en waarvan de leden worden als een onschuldig lam dat wordt geslacht. Deze handlagers van Satan zijn in feite de meest ongelukkigen onder de mensen, want ze hebben geen enkele toekomst dan die waarbij ze eens (en misschien morgen al), van aangezicht tot aangezicht zullen staan met hun tirannieke meester, waarbij ze zich dan te laat zullen realiseren dat ze in de val zijn gelokt door de meest subtiele en wrede leugenaar die er bestaat. Daarom mogen we hopen dat, zonder vertraging, degenen die een pact hebben gesloten met de Boze, hem zouden mogen gaan herkennen in zijn werkelijke hoedanigheid, en niet zoals hij zich voordoet met zijn leugenachtige vermommingen. We hebben niets van hem te vrezen als we er goed over waken om onszelf in staat van genade te houden en als we er een regelmatig gebedsleven op nahouden. De heilige Maagd zegt in Medjugorje hierover: “Heb geen angst voor Satan, dat is de moeite niet waard, want met een nederig gebed en een vurige liefde kunnen jullie hem ontwapenen” (aan de gebedsgroep, augustus 1986).

De reden dat we naar de Hel gaan is niet de zonde op zich. De Hemel loopt over van zondaars … , maar, dat zijn zondaars die berouw hebben getoond en die zijn vergeven. Wat ons in de Hel doet belanden is de volharding in de zonden, als we er mordicus aan vasthouden, en wanneer we vergeving weigeren. Het is de hoogmoed die ons ervan weerhoudt om te knielen. God is dan als een geheel ontwapende: Hij respecteert oneindig de vrijheid die Hij aan zijn kind heeft gegeven, en Hij kan niemand forceren om naar Hem toe te komen als iemand dat niet wil.

Ik hou veel van het volgende woord van wijsheid dat ons is toegekomen vanuit het Hoge Noorden: Een grootvader van de Indianenstam van de Irokezen onderrichtte zijn kleinzoon over de fundamentele levensprincipes van zijn stam. Hij vertelde hem dat in het binnenste van iedere persoon zich twee wolven bevinden die met elkaar oorlog voeren, en wel een verschrikkelijke oorlog, zonder genade. De ene wolf is slecht, koleriek, jaloers, hoogmoedig, lui, misprijzend, kwetsend en rancuneus. De andere wolf is goed, beminnelijk, dienstbaar, fijngevoelig en terughoudend. Deze twee wolven zijn voortdurend met elkaar in gevecht. Vervolgens vraagt het kind aan zijn grootvader: -Welke twee van de wolven gaat winnen?
-Degene die jij zal uitkiezen om te voeden.

Een vraag die vaak wordt gesteld: hoe is het mogelijk dat iemand ervoor kan kiezen om naar de Hel te gaan?

Op het moment van de dood openbaart God zich met grote kracht, en Hij geeft de ziel meer genaden dan dat deze van Hem heeft ontvangen tijdens zijn leven. Op dit gebied zijn de onderrichtingen van de heiligen zeer verhelderend”. Echter, de ziel blijft altijd volkomen vrij in haar keuze: de goddelijke Barmhartigheid aanvaarden of haar verwerpen. De eeuwigheid leven met God of zonder Hem. Hem aanvaarden of voor Hem vluchten. Ik heb me vaak afgevraagd hoe een mens in staat is de keuze te maken om zich van God te verwijderen op het moment dat Hij Zich aan ons openbaart in het Licht van Zijn oneindige Liefde.

Laten we ons eens iemand voostellen die de gewoonte heeft om verschrikkelijke dingen te doen. Ten gunste van de duisternis van de nacht herkauwt hij zijn misdaden en bereidt de volgende voor. Heel zijn wezen is doordrenkt van haat en van onzuiverheden van allerlei soort, en van het verlangen om schade aan te richten. Maar dan wordt hij plotseling overmeesterd door de dood, en opeens schijnt er een immens groot Licht in de duisternis. Het moment van het “aangezicht tot Aangezicht” is aangebroken voor deze persoon. Het is het uur van de waarheid. Hij wordt geheel overrompeld door deze verrassing, waarbij hij ook nog eens op heterdaad wordt betrapt. Hoe zal hij instinctief reageren? Zonder na te denken zal hij met al zijn krachten voor dit Licht vluchten, dat hem zijn duistere handelen laat ontdekken en toont. Hij zal zo aangegrepen zijn door angst dat hij spontaan de andere richting op zal rennen. Hij kan dit Licht niet verdragen en hij zal alles in het werk stellen om zich er voor verborgen te houden. Maar in wezen kan hij zichzelf en zijn afschuwelijke daden niet verdragen.

God is Licht. God is Liefde. God is beminnelijke Liefde. Hij roept, Hij nodigt uit, Hij smeekt de mens, maar vanwege het respect voor zijn vrijheid dwingt Hij hem nooit om bij Hem te zijn. En degene die voor God vlucht werpt zich dan eigenhandig in de afgrond waar God totaal afwezig is. Zoals Maria het heeft gezegd tegen Vicka en Jacov, twee van de zieners van Medjugorje die samen met haar de Hemel, het Vagevuur en de Hel hebben bezocht in 1981: “Degenen die naar de Hel gaan hebben daar helemaal zelf voor gekozen. God laat niemand naar de Hel gaan, integendeel, Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden opdat de wereld zou worden gered.”

Waarom heeft Satan duisternis nodig om te kunnen handelen? Jezus legt dit goed uit in het Evangelie van Johannes:

“Hierin bestaat het oordeel: het Licht is in de wereld gekomen, maar de mensen beminden de duisternis meer dan het Licht, omdat hun daden slecht waren. Ieder die slecht handelt heeft een afschuw van het Licht en gaat niet naar het Licht toe uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden.” (Joh 3, 19)
Wil je heb boek bestellen, klik dan hier

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *