38. DE LES VAN DE FIDJI EILANDEN

38. DE LES VAN DE FIDJI EILANDEN

Pastoor Lambertus Somar is al vijftig jaar priester. Ik heb hem leren kennen tijdens mijn missiereis op Jakarta in maart 2014. Hij is van origine Indonesiër en kreeg als eerste opdracht een aanstelling op de Fidji eilanden bij een parochie waar het moeilijk liep. Het weerspannige karakter waardoor deze parochie werd gekenmerkt bleef voor hem niet verborgen. Meerdere pastoors voor hem hadden zich er al ingespannen zonder resultaat: de mensen kwamen niet naar de Kerk. Toen pastoor Lambertus dit vernam, zei hij tegen zichzelf: “Geen probleem, ik ben jong en ik zal zeker middelen vinden om dit dorp te veranderen.” En zo begon hij aan de taak om deze quasi ten dode opgeschreven parochie te veroveren, waarbij hij vertrouwde op zijn talenten als predikant.

Kort na zijn aankomst ging hij er zich bezighouden met een lokaal probleem: de mensen dronken er veel alcohol, wat in verband stond met andere dodelijke tendensen, waardoor de mensen doof waren voor elke vorm van evangelisatie. Men kan zich ook de wantoestanden in de gezinnen voorstellen. Men was er niet geïnteresseerd in religie. De pastoor vierde elke dag de Mis in aanwezigheid van een of twee personen maximaal, en op bevoorrechte dagen waren het er drie. Hij wendde alle mogelijke middelen aan om de mensen te overtuigen. Hij bezocht de gezinnen, probeerde jongeren bijeen te brengen, maar niets hielp. Zijn Kerk bleef leeg. Enkele maanden na zijn aanstelling had hij nog geen enkel resultaat geboekt en hij begon ontmoedigd te raken. Op een dag zei hij tegen God: “Heer, ik geef u een jaar om mijn parochie te veranderen, want ik kan er niet meer tegen om steeds alleen de Mis te moeten opdragen. Als er na een jaar nog niets is veranderd dan vertrek ik.”

Het jaar ging voorbij en er was helemaal niets veranderd. Pastoor Lambertus droeg elke dag alleen de Mis op, terwijl zijn parochianen zich bezighielden met hun eigen activiteiten. De twee werelden wisten elkaar niet te bereiken.

Toen de voorgenomen einddatum was aangebroken, wilde pastoor Lambertus coûte-que-coûte trouw zijn aan zijn uitdaging ten opzichte van God, en daarom Vierde hij zijn laatste Mis helemaal alleen In een Kerk die volkomen leeg was. Met zorg nam hij de laatste hostie tot zich, want hij wilde de Heilige Aanwezigheid van de Eucharistie niet alleen achterlaten, want er zou geen priester meer In deze Kerk aanwezig zijn. Na de Mis ging hij huiswaarts en legde zich toe op de laatste voorbereidingen om te vertrekken. Hij pakte al zijn spullen in en nam zijn fiets ter hand om naar het naburige dorp te kunnen fietsen. Dat was een plaats waar hij de Fidji eilanden zou kunnen verlaten. Maar hij had nog nauwelijks enkele stappen buiten zijn huis gezet, of er kwam een man aangerend die riep: “Pastoor, ga niet weg. Er is een man uit een kokosboom gevallen en hij is stervende. Hij wil biechten en de communie ontvangen voordat hij sterft.”

“De communie?”, dacht de pastoor. Maar, ik heb geen hosties meer. En het staat me helemaal niet aan om hier nog eens in mijn eentje de Mis te moeten vieren.” Toen hernam hij zich: “Oh, maar als deze man naar de Hemel zal gaan dankzij de biecht en de Heilige Communie, dan zal hij er ook zeker voor mij bidden.”

Daarop keerde hij terug naar de pastorie, liet er zijn bagage achter en ging naar de kerk om er de Mis te vieren. Toen hij zijn priestergewaad aandeed in de sacristie hoorde hij een ongebruikelijk lawaai in de Kerk. Stemmen en geluiden die hij nog nooit had gehoord in deze heilige plaats. Verbaasd opende hij het gordijn dat de sacristie van de kerk scheidde en hij kreeg de schok van zijn leven. Tegen alle verwachtingen in zat de Kerk bomvol tot aan de nok. Geheel aan de grond genageld keek de pastoor stomverbaasd de Kerk in. Hij kon zijn ogen niet geloven: de gelovigen hadden de stervende man op een brancard de Kerk in gedragen en ze hadden hem in het midden van het gangpad neergezet. Die dag vierden alle parochianen op heel devote wijze de Mis. Wie van hun had kunnen weten dat precies een jaar eerder, op exact dat tijdstip, de pastoor God had uitgedaagd door Hem te zeggen: “Ik geef je een jaar om te handelen.”

Bijna trillend droeg de pastoor de Mis op, geheel van zijn stuk gebracht vanwege dit meesterlijke antwoord van God. Gezegd moet nog worden dat de stervende man niet is overleden. De Heer had gewoon Zijn plan. Hij had Zich bediend van een glibberige kokosboom en de val van deze boer, waardoor Hij Zijn kinderen bij Zijn Hart heeft kunnen terugbrengen. De dagen erna bleef de Kerk volstromen met parochianen, en wel dusdanig dat pastoor Lambertus nauwelijks kon voldoen aan alle aanvragen van de parochianen om de sacramenten te mogen ontvangen. “Op het vastgestelde uur zal ik snel handelen”, zegt ons de Heilige Schrift. Sindsdien is de Kerk altijd bomvol geweest. Gedurende de drie jaar die volgden op deze gebeurtenis heeft pastoor Lambertus vijfhonderd mensen gedoopt. Wie heeft hier nog iets op te zeggen ?!

Deze oude pastoor van tachtig jaar die nog zeer wakker van geest’ is vertelt me lachend deze gedenkwaardige gebeurtenis, waarbij hij met zichzelf een loopje neemt. Hij ziet er de humor en de Liefde van God in. Heeft hij in zijn priesterlijk onderbewustzijn niet gedacht: “Het gaat mij gewoon eigenmachtig lukken.” Maar God moest hem laten begrijpen dat Hij, de Heer, alleen de harten kan veranderen, en dat wij slechts nutteloze dienaren zijn. Die dag had hij zich gerealiseerd dat alleen Jezus de ware Herder van zijn parochie was en niet hijzelf. Door zijn inspanningen had hij geleerd dat zielen zich tot de Heer wenden alleen door de kracht van de Heilige Geest en door veel gebed en veel nederigheid te betrachten. Vervolgens ontving pastoor Lambertus een grote gave om te preken en te genezen, en hij zal nooit zijn eerste “cliënt” vergeten: de man die uit de kokosboom was gevallen.

De moraal van het verhaal is: als u wilt dat God de inspanningen van uw werk op Zich neemt, laat Hem dan niet een jaar wachten, maar vraag het voor vandaag. Hij zal al te blij zijn uw werk te mogen doen, of beter gezegd om ons de gelegenheid te mogen geven om op nederige wijze deel te mogen nemen aan Zijn werk.

Ik was zeven toen hij werd gearresteerd

In maart 2010, ben ik via Singapore naar China gereisd. Ik was daar onder de indruk van de kwaliteit van het geloof van de christenen.

In een dorp in hartje China waar ik werd ontvangen, bevond zich een katholieke familie. Tijdens de Culturele Revolutie in de jaren ’60, werd een van hun ooms die priester was gearresteerd en in de gevangenis geworpen. Niemand wist voor hoelang, en of hij überhaupt nog zou terugkeren. Zijn familie en parochianen vermoedden het ergste. Maar na vijftien jaar keerde hij terug uit de gevangenis, waarbij hij nog vijf jaar onder toezicht stond. Kort nadat hij was vrijgelaten begon hij met de wederopbouw van de Kerk van zijn dorp en hij ging er de gelovigen ondersteunen. Onder zijn nichten en neven, die volgens de traditionele Chinese gewoontes leefden, bevonden zich twee priesters en een religieus. Toen ik aan een van deze priesters vroeg hoe hij zijn priesterroeping had ontvangen, antwoordde hij: “Ik was zeven jaar toen mijn priester-oom werd gearresteerd en gevangen werd genomen. Men was hem in zijn huis komen halen. Ik had hem met eigen ogen zien vertrekken. We konden niets zeggen tegen elkaar. Die dag heb ik mijn priesterroeping ontvangen.”

Vervolgens vroeg ik hem of hij iets over zijn oom wilde schrijven (die nu is overleden), want een getuigenis over zoveel moed is buitengewoon. Maar de soberheid van woorden is iets dat de mensen kenmerkt die onder het communistisch regime hebben geleefd. En om die reden antwoordde deze priester mij kalm: “Dat is de moeite niet waard. Zijn geschiedenis is niet speciaal, hier hebben veel christelijke families hetzelfde beleefd.”

lets om over na te denken … Het kenmerkt China.

Een priesterhart dat bidt …

“Ik hou van U, 0 mijn God, en mijn enige verlangen is om van U te houden tot aan mijn laatste levensadem. Ik hou van U, 0 God, die oneindig beminnelijk zllt. en ik wil liever sterven terwijl ik U bemin, dan te leven waarbij ik U een moment niet bemin. Ik hou van U, 0 mijn God, en ik verlang alleen naar de Hemel om op volmaakte wijze van U te kunnen houden. Ik hou van U, 0 mijn God, en ik vrees de Hel alleen maar omdat het een plaats is waar we nooit de milde troost zullen kennen van U te kunnen houden. 0 mijn God, als mijn tong niet elk moment kan zeggen dat ik van U hou, dan wil ik dat mijn hart het elk moment herhaalt wanneer ik adem. Geef mij de genade te mogen lijden terwijl ik U bemin, om van U te kunnen houden terwijl ik lijd, en om een dag deze aarde te verlaten terwijl ik van U hou en mag voelen dat ik van U hou. En hoe meer ik mijn einde nader, hoeveel meer vraag ik U mijn liefde voor U te laten toenemen en om haar te vervolmaken. Laat het zo zijn.”

Wil je heb boek bestellen, klik dan hier

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *