4. HOE BEN IK IN MEDJUGORJE TERECHT GEKOMEN 
4. HOE BEN IK IN MEDJUGORJE TERECHT GEKOMEN
Op 5 december 1989 vertrok ik vol enthousiasme voor de derde keer naar Medjugorje, ondanks de ijzige kou die de strenge winter met zich meebracht. En dit keer om er voorgoed te blijven.
Ik wil u een kleine terugblik geven op de eerste twee keer dat ik in Medjugorje ben geweest.
In juni 1984, toen het dorp zich nog in de primitieve oorspronkelijke toestand bevond die ik zo aantrekkelijk vond, viel mijn bedevaart samen met de derde verjaardag van de verschijningen. Ik ben blij dat ik Medjugorje heb leren kennen in deze zo bijzondere periode die nooit meer zal terugkeren.
Vervolgens ben ik in september 1989 voor de tweede maal naar Medjugorje gegaan samen met twee zusters van mijn gemeenschap. Dit keer om er een rapportage te maken voor het tijdschrift ‘Feu et Lumière’ (vert. ‘Vuur en Licht’). Ik had nog nauwelijks een voet gezet op deze zengende snikhete grond of de heilige Maagd begon me te achtervolgen en mijn hart te bewerken, wat zij voortreffelijk weet te doen. Een van haar boodschappen greep mij sterk aan: “Zonder jullie, mijn lieve kinderen, kan ik de wereld niet helpen. Ik heb jullie nodig. Ieder van jullie is belangrijk” (28-08-1986). Zij wilde een groot plan verwezenlijken en ik brandde van verlangen om met haar samen te werken. leder van ons heeft haar moederlijke hulp nodig, dat is duidelijk. Maar zij, die de Moeder van de Schepper is en de Koningin van Hemel en aarde, zij blijkt ook onze hulp nodig te hebben. Met andere woorden, ze krijgt te weinig hulp. Ik was helemaal van de kaart toen ik erachter kwam dat ze te weinig hulp kreeg, en ik zei tegen haar: “Als je mij nodig hebt, wel, hier ben ik. Ik ben zo blij dat ik je mag helpen, en ik hoop dat ik ertoe in staat ben.” Ik wilde een instrument zijn in haar handen voor alles wat zij zo graag wilde verwezenlijken. Hoe meer mijn ogen opengingen, hoe meer ik mij van de prangende noodzaak bewust werd dat zij hulp nodig had. Er was een sterk verlangen in mij om haar boodschappen te verspreiden – deze zeer kostbare parels – en om de weg vrij te maken opdat ze zoveel mogelijk harten zouden bereiken.
Toen ik terug was in Frankrijk heb ik deze innerlijke oproep gedeeld met de stichter van mijn gemeenschap. Na lang gebeden te hebben bevestigde hij dat het om een authentieke roeping ging, en vervolgens zei hij tegen mij: “Ik wil dat je over een maand vertrekt. Bereid je daarop voor. En neem een van de zusters met je mee.”
Het eerste jaar was dat Zr. Marie-Rafaël, die zich ontpopte als een geweldige metgezel. We logeerden in een piepklein, ijskoud kamertje dat pater Petar Ljubici voor ons had gevonden en dat een kilometer van de Kerk was gelegen. Er stonden alleen twee bedden en verder in het geheel geen meubels. En omdat er geen muurkast was hadden we onze koffers uitgestald op de twee bedden. En wat te zeggen over het hokje dat moest doorgaan voor een toilette, waar heel de etage gebruik van moest maken. De muren van ons kamertje zaten vol schimmel, en we hadden een piepklein kraantje met enkel koud water, dat alleen begon te stromen nadat je de kraan minimaal twee keer had opengedraaid. Maar wat doet er zoiets toe wanneer de vreugde volkomen is. We waren dolgelukkig dat we in Medjugorje konden zijn. Dat was de genade der genaden.
Medjugorje bevond zich nog in de prachtige tijd waarin alle dorpsbewoners elke dag aanwezig waren in de Kerk om er het avondprogramma te bidden, en waarin de alom aanwezige commercie zich nog niet had ontwikkeld. Tijdens deze eerste jaren bestond de vreugde voor elke pelgrim eruit om simpelweg aanwezig te zijn, en om zich te laten omhullen met de mantel van Maria, van degene die vanuit de Hemel elke dag naar ons toekomt. Wat doen de armoedige levensomstandigheden er dan toe? Dat was wel onze minste zorg. Onze enige materiële rijkdom was een auto, een Peugeot die een zekere Jozef uit Lourdes ons had geschonken naar aanleiding van een noveen die we hadden gebeden tot onze patroon, de heilige Jozef.
Wanneer het in ons kamertje te koud was, dan namen we onze toevlucht tot ons autootje om er de lauden te zingen. Onze boodschappen deden we in een klein gehucht, Citluk genaamd, tien minuten rijden bij ons vandaan. Want in die tijd, toen het communisme nog hoogtij vierde, was de winkel in Medjugorje niet genoeg bevoorraad. Gesmolten boter sijpelde er uit de half gesmolten open boterpakjes en drupte over een mierzoete beschimmelde sinaasappelcake naar beneden. Verder hadden zich er vele vliegen schaamteloos en comfortabel genesteld op alle vlees en broodbeleg. In de schappen lag deels verrot fruit dat in korte tijd ook al het andere fruit zou bederven. Delen van de muren waren beslagen met bruinachtige vochtige aanslag. En over de vuilnisbakken buiten kan ik het maar beter niet hebben. Want dat was het hem juist: er waren geen vuilnisbakken, waardoor het vuilnis over heel de straat verspreid lag, tot grote vreugde van de honden, de katten en de ratten en allerlei ander ondefinieerbaar ongedierte. De oplossing: je er zo snel mogelijk uit de voeten maken. Ik bespaar u de rest. De slecht betaalde, chagrijnige winkelbedienden ontbrak het aan elk enthousiasme om ons van dienst te willen zijn, deze winkel was immers eigendom van de staat. Particuliere commercie bestond er toen nog niet.
We brachten veel tijd door op de bergen, waarbij we de heilige Maagd vroegen of ze ons duidelijk wilde maken wat ze precies van ons verwachtte, en hoe we concreet met haar zouden kunnen samenwerken. We waren als het volk dat zich tijdens het Pinksterfeest geschaard had rondom de apostelen, en dat aan Petrus vroeg: “Wat moeten we doen?” De heilige Maagd wist heel goed hoe ze hier mee om moest gaan, want de periode waarin we ons deze vraag stelde duurde heel kort. Zr. Marie-Rafaël zei tegen mij: “Ik weet niet waar ik het zoeken moet zo weinig is hier te doen.” Al snel werd dat een historische uitspraak die ik nooit meer uit haar mond zou vernemen.
Tijdens de vijfentwintig jaar die erop volgden, leidde de Heer ons stap voor stap, waarbij blunders en stommiteiten van onze kant niet uitbleven. Ons enthousiasme daarentegen was altijd alom tegenwoordig, alsook de dankbaar- heid die we elke dag uitspraken dat we de heilige Maagd mochten dienen met haar bijzondere, goddelijke plannen die zij via Medjugorje aan het verwezenlijken was voor het heil en de vrede van de wereld.
Op 25 maart 1990 stichtten we de Franse vereniging Les Enfants de Medjugorje (vert. De Kinderen van Medjugorje), die later een internationale dimensie zou krijgen. Dit gaf ons de mogelijkheid een apostolaat uit te oefenen, dat ook vandaag de dag nog steeds een wijdverspreide uitwerking heeft dankzij een klein tijdschriftje, onder dezelfde naam. Het doel van deze vereniging is om de Gospa bekend te maken onder vele volkeren, door haar boodschappen, haar handelen en haar zegeningen te verspreiden”. In 1995 stichtten we Children of Medjugorje in de Verenigde Staten, en al snel ook nog in andere landen.
In 1992 brak de Balkan oorlog uit in onze regio, nadat deze eerst Kroatië had verwoest. Ik heb al eens verteld over deze pijnlijke en gedenkwaardige periode in mijn boek ‘Medjugorje, de oorlog dag na dag.’, Ik zal God nooit genoeg kunnen danken voor deze jaren van geluk en beproeving, van goddelijke intimiteit en van het Kruis. Ook wil ik samen met Koning David uitzingen: “Kan ik ooit vergelden de Heer al wat Hij voor mij heeft volvoerd.” (Ps 115, 12)

Wil je heb boek bestellen, klik dan hier

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *