VIJFDE DAG
De geest van ‘zwijgzaamheid’ bij Sint-Jozef
Sint-Jozef bezat een uitzonderlijke voorzichtigheid. Een hogere graad van voorzichtigheid zou een mens moeilijk kunnen bereiken.
Deze deugd bracht hem ertoe, alleen nog de goddelijke kant van de gebeurtenissen te zien: “Sola divina intuebatur”. Deze deugd beheerste ook het vluchtige verloop der wereldse aangelegenheden. De heilige Jozef – grote Heilige die hij was – verschijnt voor ons als een contemplatief, volledig in beslag genomen door God.
Hij verschijnt voor ons als de man van de stilte en van het mysterie, die in deze wereld verblijft zonder tot deze wereld te behoren, en die door niets, als was ’t maar één ogenblik, afgeleid wordt van de gedachte aan de eeuwigheid.
Laten wij dan ook in hem de ‘zwijgzame’ mens bewonderen: weten te zwijgen is een uitmuntend facet van de deugd van voorzichtigheid. De Heilige Schrift vergelijkt de grootspreker met een open stad die geen vestingmuren heeft. Jozef zwijgt in alle omstandigheden en altijd. Hij is als een burcht die zijn schatten bewaart achter ondoordringbare muren.
Zijn ‘zwijgen’, ontstaan uit een geest van godsdienstigheid en gebed, was bij hem iets heel natuurlijks geworden. Het Evangelie vermeldt geen enkel woord dat over zijn lippen is gekomen. Het deelt ons alleen mede, dat hij de naam “JEZUS” aan het Goddelijk Kind gegeven heeft. Zo is “Jezus” alles wat de heilige Jozef gezegd heeft. Maar met “Jezus” te zeggen, heeft hij alles gezegd, heeft hij het woord uitgesproken dat alle mysteries verlicht, het woord waarvan het mensdom leeft en tot het einde der tijden zal Leven. Laten wij allen, met hem herhalen: “Jezus!”
Niet alleen heeft Jozef gezwegen, maar er was niets in zijn houding dat het geheim van Jezus’ Godheid liet vermoeden. Hij gedroeg zich zó, dat allen geloofden dat hij de vader was van de jongen die onder zijn ogen opgroeide. En hij deed dit op een volmaakt makkelijke wijze, zonder enige gedwongenheid, dankzij zijn grote en als het ware instinctieve voorzichtigheid, die zijn geringste handeling bepaalde, en ook dankzij het bewustzijn dat hij trouw moest blijven aan de zending die hij uit de Hemel had ontvangen.
Laten wij gaan tot de kern van deze houding van de heilige Jozef, tegenover het ‘Vleesgeworden Woord’; wij zullen er lichtende lessen in ontdekken.
Een hoge en verheven deugd bewerkt, dat geloof en aanbidding groeien door de vertrouwelijke omgang met de goddelijke zaken. De gewoonte echter om ermee om te gaan, doet maar al te vaak de eerbied ervoor verminderen. Jozef ging op elk ogenblik met Jezus vertrouwelijk om. Hij moest het ook zo doen! Deze vertrouwelijke omgang evenwel deed niets of aan zijn gevoelens van aanbidding tegenover de Zoon van God. Integendeel, hierdoor werd hij ertoe gebracht het geheim van de Zoon van God steeds levendiger te doorschouwen, en zijn eigen nietigheid grondiger te beseffen. Door het contact met de ‘vernederingen’ van het ‘Goddelijk Woord’, groeide de nederigheid van Jozef tot onpeilbare diepten. Gods majesteit, verborgen onder de sluier van een menselijke gedaante, vond nooit zo’n grote en nederige aanbidder als Sint-Jozef.
O! Gij priesters die consacreert, gij gelovigen die communiceert, volgt het geloof, de eerbied, de aanbidding, de serafijnse liefde na van deze grote Heilige in zijn omgang met het ‘Vleesgeworden Woord’!
Laten wij ons allen inspireren door zijn hemelse voorzichtigheid, om altijd te handelen overeenkomstig de Wil van God. Gehoorzamen wij zoals Jozef aan de Heilige Geest, de opperste Raadgever van onze ziel. Laten wij, zoals hij, de gaven die God ons schenkt achter een sluier van stilzwijgen verbergen. Laten wij, door de wederwaardigheden van dit leven heen, onze ogen gevestigd houden op de eeuwige zaken en er met al onze krachten naar blijven streven. Zodanig is de voorzichtigheid der Heiligen (Dom Bernardus Marechaux).
Sint-Jozef was de eerste, die na de Heilige Maagd, Onze Lieve Heer op de meeste volmaakte wijze heeft aanbeden.
Hij aanbad Hem met een diep geloof, sterker dan dat van alle Heiligen.
Hij aanbad Hem met een nederigheid groter dan die van alle uitverkorenen.
Hij aanbad Hem met een zuiverheid, zuiverder dan die van de Engelen.
Hij aanbad Hem met een liefde zoals geen enkel ander schepsel, engel of mens, had of kon hebben voor Jezus; Hij aanbad Hem met een toewijding die even groot was als zijn liefde.
Hoe werd het vlees geworden Woord verheerlijkt door de aanbidding van Maria en Jozef, die Het eerherstel wilden brengen voor de onverschilligheid en de ondankbaarheid van zijn schepsels!
Sint-Jozef aanbad het vlees geworden Woord in innige vereniging met Zijn verheven Moeder, in vereniging met al de gedachten, daden van aanbidding, liefde en lofprijzingen van Jezus tot Zijn Vader en in barmhartigheid voor de mensen waarvoor Hij mens werd.
De aanbidding door Sint-Jozef was het gevolg van de werkelijke tegenwoordigheid van dit mysterie en van de genade, de geest en de kracht, die dit mysterie omvat. In de Menswording aanbad hij de diepe verootmoediging van Gods Zoon; te Bethlehem, Zijn armoede; te Nazareth, Zijn stilzwijgen, Zijn zwakheid, Zijn gehoorzaamheid, Zijn deugden, die hij zeer goed kende, en waarvan hij de bedoeling begreep, het offer aan de liefde en de glorie van de hemelse Vader.
Sint-Jozef aanbad, tenminste inwendig, al wat Jezus zei en dacht. De Heilige Geest openbaarde hem dit alles, zodat hij zich ermee kon verenigen en de hemelse Vader eren in eenheid met zijn goddelijke Zoon, onze Redder.
Zo was het leven van Sint-Jozef een leven van aanbidding van Jezus, maar dan wel van een volmaakte aanbidding.
Ik zal mij dus verenigen met zijn heilige aanbidding, opdat hij mij moge leren om Onze Heer te aanbidden en mij tot zijn gezelschap toe zal laten, zodat ik de Jozef van de Eucharistie moge worden, zoals hij eens Jozef van Nazareth was (Sint-Pierre-Julien Eymard).
Overwegingen
Mogen allen, naar het voorbeeld van Sint-Jozef, leren de voorbijgaande goederen van de tegenwoordige tijd slechts in het licht van de duurzame goederen van de eeuwigheid te beschouwen.
(Benedictus XV, Motu Proprio, 25.7.1920)
Bij het laatste Oordeel zult u zien wat ik u nu niet kan vertellen: ge zult de pracht van het verborgen leven van Jozef ontdekken. Hij ontvangt nu de allerhoogste eerbewijzen omdat hij ze nooit gewenst heeft. Ge zult vernemen wat hij deed gedurende zo vele jaren, en hoezeer hij glorierijk is door zich met Jezus Christus te verbergen. O! Zonder enige twijfel hoort hij niet bij hen, die op deze wereld hun beloning kregen. Daarom zal hij dan verheerlijkt verschijnen, omdat hij niet verheerlijkt werd hier op aarde; hij zal schitteren, omdat hij niet verheven werd. God zal de onbekendheid van zijn leven herstellen en zijn glorie zal des te groter zijn, omdat ze voorbehouden is voor het toekomstige leven (Bossuet).
Sint-Jozef navolgen
De “zeer voorzichtige Sint-Jozef” navolgen in zijn plechtige stilte en zijn voortdurende vereniging met God. Laten wij zoals hem God steeds om raad vragen, vooraleer aan iets belangrijks te beginnen… We moeten ons afvragen of iedere handeling van ons, in overeenstemming is met Gods Heilige Wil.
TOEWIJDING AAN DE HEILIGE JOZEF
Heilig Jozef, ik wil mij geheel aan U toevertrouwen. Wil mijn vader en beschermer zijn, mijn leidsman naar het eeuwige Geluk.
Bereid mij een grote zuiverheid van ziel en een diep verlangen naar een godvruchtig gebedsleven.
Help mij Uw voorbeeld na te volgen en zorg, dat ik al mijn werken mag verrichten tot meerdere eer en glorie van God, waardoor ik, zoals U, altijd met het Heilig Hart van Jezus en met het Onbevlekt Hart van Maria verenigd mag blijven.
Verhalen
1. De feestdag van Sint Jozef
Onlangs lag er een man op sterven, een ongelukkige, het slachtoffer van ongeregelde neigingen, diep gedompeld in een afschuwelijke ellende. Hoewel christelijke naastenliefde wel enige verbetering in zijn droevige omstandigheden had gebracht, had zij niets bereikt bij deze ongelukkige, die vast besloten was alle geestelijke bijstand te weigeren.
Tevergeefs hield men hem het onherstelbare ongeluk voor ogen, dat hij riskeerde. Zijn antwoord was alleen maar een waarlijk duivelse grijns van verachting.
Het was maart, de maand van de heilige Jozef. Daarom kwam men op het schitterende idee om de toevlucht tot de heilige Jozef te zoeken. Op 19 maart bidt men immers nog godsvruchtiger tot hem. Men herinnerde de heilige Jozef eraan, dat de engelachtige Theresia verzekerd heeft, dat men hem nooit tevergeefs aanroept, vooral op zijn feestdag.
Wat een kracht heeft toch het gebed!
Op deze gezegende dag vraagt de zieke zelf om geestelijke bijstand en verlangt, dat men de priester bij hem brengt, die hij het meest heeft beledigd. Hij verzamelt zijn laatste krachten en spreekt een berouwvolle biecht. Enkele uren later kon hij niet meer. De heilige Jozef wist het wel. Voor het einde van de dag, waarop het feest van deze glorierijke Aartsvader wordt gevierd, stierf de bevoorrechte arme boeteling en verscheen voor God, de oneindig goede God, die ook nog de werkers van het laatste uur beloont. Eer en dank aan de heilige Jozef!
2. De Zusters van Sint Jozef van de Verschijning
In 1832 stichtte de H. Emilie de Vialar de orde van de Zusters van Sint-Jozef van de Verschijning. Op 9 december 1846 krijgt ze een brief van een missionaris uit Birma, Dom Bruno: hij vraagt haar al twee jaar om Zusters voor dat land.
Ze roept de twintig Zusters die in Gaillac bijeen zijn en leest hen de brief voor. Totale stilte.
– Wie wil naar Birma gaan?, vraagt de Moeder.
– Ik, moeder, ik!
Ze zijn allemaal opgestaan en antwoorden tegelijk. Moeder de Vialar is tot tranen bewogen en wijst er zes aan: “Ik beschouw degenen die ik naar Indië stuur als heiligen”, verklaart ze plechtig.
Het gaat immers niet meer om Europa of de oevers van de Middellandse Zee. In die tijd zijn er geen vliegtuigen en het Suezkanaal bestaat nog niet. Na de overtocht naar Alexandria moeten ze het binnenland intrekken en lange dagen door de woestijn lopen.
Ze zijn met zijn zessen, onverschrokken, dat zeker, maar toch onder de indruk. De jongste is negentien: “Omdat jij zo jong bent, moet jij voor de anderen zorgen”, heeft Emilie haar fijntjes gezegd.
U kunt zich voorstellen dat ze een beetje bang zijn als ze op de kamelen geholpen worden die hen moeten dragen. Maar Sint-Jozef waakt op onverwachte wijze over hen: “Iedere keer dat we stopten, vertelt Zuster Cyprienne, stond daar een oude man die zei: ‘Ik ben het, kinderen, vreest niets, ik ben er”. Hij hielp ons afstappen en zorgde voor onze bagage.” De goede grijsaard met zijn baard en zijn stok, zo raden de Zusters, was Sint-Jozef.
Hij vergezelt hen tot op het schip en hij zegt hen nog: “Vaarwel, kinderen, goede reis. Vreest niets, ik ben er.” Dan verdwijnt hij. De Zusters kijken elkaar ontroerd aan en zij zijn ervan overtuigd dat het geen droom geweest is.
De lange overtocht naar Birma verloopt zonder ongelukken. Ze komen in Moulmein aan, waar zij door twintig weesmeisjes worden opgewacht. De Zusters zullen voor hen als moeders zijn. Een school en een pensionaat worden spoedig opgericht.
3. Op de feestdag van Sint-jozef gestorven
Pater Tempelmeier, missionaris in China, verhaalt:
Gedurende mijn verblijf in China als missionaris (1931-1952) heb ik het volgende beleefd: er was daar een vrome man, die de heilige Jozef vurig vereerde. In zijn huis werd 19 maart heel plechtig gevierd. Nu gebeurde het echter dat op deze feestdag zijn oudste zoon stierf. Een bittere smart, uitgerekend op deze dag. Het jaar daarop werd hem ook zijn tweede zoon ontnomen. Weer op de Sint-Jozefdag. Dat kon hij niet meer verwerken.
Toen het volgende Sint-Jozeffeest naderde, kon hij het thuis niet meer uithouden en reed weg, treurig, ontgoocheld. Onderweg kwam hij voorbij een boom, waaraan twee jonge mannen hingen, die opgehangen waren. Twee jonge mannen. Een innerlijke stem zei hem nadrukkelijk: “Zo zouden uw beide zonen zijn geëindigd, als ik ze niet voordien door een goede dood gered had”. Ontsteld keerde hij naar huis terug. Hij zag nu duidelijk dat de dood van zijn zonen een bijzondere genade was, die hem precies op het feest van Sint-Jozef geschonken was. Hij bad wegens zijn onbegrip om vergiffenis en zijn liefde en verering voor Sint-Jozef werden nu nog veel vuriger. Zijn jongste zoon is priester geworden, zoals ik later hoorde.
4 De allerlaatste redding
Aan het front lag een soldaat op sterven. In een oogopslag was te zien, dat hij ten dode was opgeschreven. De gewonde scheen het ook aan te voelen.
– Kameraad, fluisterde hij, jij bent theoloog, laat mij bij jou biechten.
– Dat kan ik niet, want ik ben nog geen priester.
– Haal dan de aalmoezenier.
– Dat gaat niet meer, hij zou te laat komen.
Toen riep de stervende vertwijfeld: “Dan ga ik verloren; ik ben al geen twintig jaar naar de kerk geweest; ik heb me nooit om mijn ziel bekommerd, nu sta ik met lege handen en een beladen geweten.”
Ik dacht dan aan Sint-Jozef: hij had me altijd geholpen… Zou hij niets voor die arme man kunnen doen? Denken dat was niet mogelijk! En plots kwamen mij de juiste woorden: “Vriend, niet wanhopen! Vertrouw op God! Hij is goed en barmhartig. Hij zal je vergeven, zoals Hij ooit de berouwvolle moordenaar aan het kruis heeft vergeven. Ik zal je helpen in je stervensnood. Wij bidden samen; zeg mijn woorden na, langzaam, oprecht en eerbiedig: Oh mijn God, ik geloof in God, ik heb U lief van ganser harte en méér dan al het andere. Uit liefde tot U, heb ik spijt over al mijn zonden van heel mijn leven. Mijn Jezus barmhartigheid!”
Zo klonk zachtjes, het gebed van twee diepgetroffen mannen in de stille nacht: “Jezus, wees mij genadig; Jezus, wees barmhartig voor mij; Jezus, vergeef mij al mijn zonden! Jezus, ik heb U lief; Jezus, voor U wil ik sterven; Jezus, wees mij genadig. Jezus, Maria, Jozef! Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest (Lc. 23, 46).”
Langzaam waren de eenvoudige, heilige woorden een gebed geworden. De stervende had ze nagebeden; zijn stem werd zachter, daarna bewogen slechts nog zijn lippen; dan sprak nog alleen zijn ziel met God. Spoedig stokte zijn adem en hartslag. Een verloren gewaande zoon verzonk in de Vaderhand van de barmhartige God…
Mogelijk moet ook u een keer een stervende in zijn laatste uur bijstaan. Een spoedige dood op het sterfbed of bij een ongeval. Als er dan geen priester bij de hand is en geen tijd meer is om er een te roepen, dan zult u de priester moeten vervangen; dit geldt voor elke katholieke man of vrouw; ook een goed onderricht kind kan zelfs de priester vervangen. Handel dan zoals de theoloog bij de stervende soldaat deed: Buig u over de stervende, menslievend en zonder valse schaamte en fluister hem heilige aanmoedigingen van geloof, hoop en liefde in het oor. En bid met hem een oefening van berouw. Wek in hem het vertrouwen op in Gods barmhartigheid, opdat hij zich in Gods Heilige Wil beruste. Misschien geeft hij geen levenstekenen meer, doch hij hoort u en bidt in zijn hart, wat u hem voorbidt. Roep de H. Jozef aan; hij geeft u de juiste woorden in. U hebt dan een scheidende ziel bijgestaan en hem de poort van het eeuwige Leven geopend. De Verlosser, die ook voor deze ziel gestorven is, zal het u belonen in uw eigen stervensuur.