ACHTSTE DAG
Sint-Jozef, Licht der Aartsvaders
Als u een idee wilt krijgen van de verdienste en de grootheid van Sint-Jozef, denk dan aan de benaming waarmee hij terecht geëerd wordt: aan de benaming Vader van de God-Mens.
Herinner u die beroemde aartsvader Jozef van de oude wet die verkocht werd in Egypte, en besef dat onze Heilige niet alleen met hem zijn naam gemeen had, maar ook zijn heiligheid, zijn kuisheid, zijn onschuld en zijn aanzien. De oude Jozef, verkocht vanwege de afgunst van zijn broers en naar Egypte gebracht, was de voorafbeelding van Jezus Christus die door de zijnen verkocht werd; de nieuwe Jozef, op de vlucht voor de naijver van Herodes, bracht Jezus Christus naar Egypte. De eerste bewees zijn kuisheid door trouw te blijven aan zijn meester; de tweede kende de Maagdelijkheid van de Moeder van zijn Meester, was zelf maagd en waakte getrouw over haar die hem toevertrouwd was. De oude Jozef ontving van boven het licht om door te dringen in de geheimen der dromen; de nieuwe Jozef werd toegelaten tot de kennis van en de deelname aan de hemelse geheimen. De eerste bewaarde alle tarwe die niet alleen voor hem, man voor het hele volk nodig was; de tweede ontving het levend Brood dat uit de Hemel kwam en hij bewaarde het, zowel voor zich als voor de hele wereld. Het lijdt geen twijfel dat hij een goed en trouw mens was, die Jozef aan wie de Moeder van de Verlosser als Echtgenote gegeven was. Ja, hij was een trouwe en voorzichtige dienaar, de man die de Heer had aangesteld als troost voor zijn Moeder, als de voedstervader van zijn Mensheid en de enige toeverlaat en helper bij zijn groot geheim in de wereld.
Tenslotte was het Jozef niet alleen gegeven Hem, te zien en te horen, die zoveel koningen en profeten hebben willen zien en die ze niet gezien hebben, die ze hebben willen horen en niet gehoord hebben, maar ook nog Hem te dragen, te leiden, aan zijn hart te drukken, Hem te voeden en over Hem te waken.
Hij is waarlijk uit het huis van David, hij is werkelijk van koninklijke afkomst, deze man, deze Jozef, edel door zijn afkomst, edeler nog door zijn ziel; hij is in alles zoon van David, in niets afwijkend van zijn vader David. Ja, Jozef is in alles de zoon van David, niet alleen naar het vlees, maar ook door zijn geloof, door zijn heiligheid en door zijn toewijding. God beschouwde hem naar zijn hart als een andere David en Hij heeft hem het uiterst heilige geheim van zijn hart toevertrouwd; als een andere David heeft Hij hem de meest verborgen diepte van zijn wijsheid getoond; tenslotte heeft Hij hem ingewijd in de kennis van het geheim dat geen vorst van deze wereld gekend heeft (H. Bernardus).
Als dus de hele Kerk dank verschuldigd is aan de Moeder Maagd omdat zij door haar waardig is gemaakt Christus te ontvangen, dan is het zeker dat zij, na de Heilige Maagd, aan Jozef de meeste dankbaarheid en verering verschuldigd is. Want hij is de sleutel voor het Oude Testament; in hem hebben de aartsvaders en de profeten de vrucht van de belofte geplukt. Als enige van hen heeft Jozef met de ogen van zijn lichaam de aan de anderen beloofde Verlosser gezien. Met recht kan men zeggen dat de aartsvader Jozef die tarwe in voorraad hield voor de volkeren zijn voorafbeelding is geweest. Maar hoever is Sint-Jozef boven hem verheven! De oude aartsvader gaf de Egyptenaren slechts brood voor het lichaam; Sint-Jozef heeft Hem die het Brood des Hemels is en die het hemels leven geeft, met de grootste zorg gevoed en bewaard voor de hele reeks van uitverkorenen (H. Bernardinus van Siena).
Overweging
Het geloof van Sint-Jozef overtreft dat van Abraham. Deze laatste immers wordt in de Schrift geroemd, omdat hij voor mogelijk hield dat een onvruchtbare vrouw een kind zou krijgen. Sint-Jozef geloofde dat een Maagd Moeder zou worden (Bossuet).
Sint-Jozef navolgen
Vraag aan Sint-Jozef, Licht der Aartsvaders, de genade om naar zijn voorbeeld te werken aan uw heiliging.
GROET VAN DE H. JOHANNES EUDES
Ik groet U, Jozef, beeld van God de Vader;
ik groet U, Jozef, vader van God de Zoon;
ik groet U, Jozef, heiligdom van de Heilige Geest;
ik groet U, Jozef, welbeminde van de Heilige Drieëenheid!
Ik groet U, Jozef, zeer trouwe “medewerker van het groot besluit”(1).
Ik groet U, Jozef, zeer waardige Echtgenoot van de Onbevlekte Maagd en Moeder Maria.
Ik groet U, Jozef, vader van alle gelovigen;
ik groet U, Jozef, beschermer van allen die voor de heilige maagdelijkheid hebben gekozen;
ik groet U, Jozef, trouwe nalever van het heilig stilzwijgen;
ik groet U, Jozef, beminnaar van de heilige armoede;
ik groet U, Jozef, zéér zachtmoedig en Spiegel van geduld;
ik groet U, Jozef, gehoorzame man en de nederigheid zelve.
U zijt gezegend onder alle mensen;
en gezegend zijn Uw ogen, die gezien hebben wat U hebt gezien;
en gezegend zijn Uw oren, die gehoord hebben wat U hebt gehoord;
en gezegend zijn Uw handen, die het vlees geworden Woord hebben aangeraakt;
en gezegend zijn Uw armen, die Hem gedragen hebben die alles voor ons draagt;
en gezegend is Uw borst waarop Gods Zoon zacht kon rusten;
en gezegend is Uw hart, dat vurig brandt voor Jezus.
En gezegend is de Eeuwige Vader, die U uitverkoren heeft;
en gezegend is de Zoon, die U bemind heeft;
en gezegend is de Heilige Geest, die U geheiligd heeft.
En gezegend is Maria, Uw Echtgenote, die U als haar Echtgenoot en als haar broeder heeft liefgehad.
En gezegend is Uw getrouwe Engelbewaarder.
En gezegend zijn voor immer allen die U liefhebben en U zegenen.
Amen!
(1). Om u te helpen deze uitdrukking te verstaan schrijft de H. Alfonsus de Liguori:
“God wilde op een of andere wijze dat Sint-Jozef zijn medewerker en helper zou zijn in het grote verlossingswerk van de wereld: het groot besluit van de Goddelijke Drieëenheid.”
Verhalen
1. Op de “Mont-Bessillon”
Op 7 juni 1660, terwijl Lodewijk XIV zich aan de Spaanse grens bevond om er de infante Maria-Theresia, de nieuwe koningin van Frankrijk, te verwelkomen, had Gaspard Ricard d’Estienne, een herder, op die snikhete dag met zijn vee een toevlucht gezocht in de schaduw van de bomen op de berg Bessillon, in het hartje van het departement Var, in de gemeente Cotignac(1). Hij leed hevige dorst, want reeds lang had hij zijn veldfles leeggedronken. Plotseling doemt een man van indrukwekkende gestalte voor hem op die, hem een rotsblok aanwijzend, zegt: “Ik ben Jozef. Licht deze rots op en gij zult drinken” Gaspard schat met een blik het gewicht van het enorme rotsblok en antwoordt eenvoudigweg: “Dat zal ik niet kunnen, hij is veel te zwaar.” Maar de geheimzinnige bezoeker herhaalt zijn bevel. Dan komt de herder naderbij en, tot zij grote verbazing, doet hij reeds bij de eerste poging het rotsblok kantelen. Een andere verrassing: levend water begint te stromen op deze plaats. Gaspard werpt zich op het stromende water en drinkt gretig. Als hij overeind komt om zowel zijn verwondering als zijn dankbaarheid te uiten, is de man verdwenen.
De herder rent naar het dorp om er het nieuws te vertellen waar, uiteraard, niemand hem wil geloven. Uiteindelijk besluiten enkele mensen hem te volgen naar de plek waarvan iedereen weet dat daar geen bron bestaat. Bij hun aankomst jubelen ze van vreugde, want het water stroomt er overvloedig sinds een drietal uren. En allen stellen ze vast dat het rotsblok dat Gaspard zo gemakkelijk alleen heeft verplaatst, slechts beweegt door de gezamenlijke krachtsinspanningen van acht mannen. Dan pas beseft Gaspard welke kracht hem door de Hemel werd gegeven en hij roept uit: “Het is Sint-Jozef die daar was.
(1) Vgl. Mgr Barthe, bisschop van Frejus, in “Eglise de Frejus-Toulon”, 1971, n 3.
Hij is het die mij daartoe de kracht gaf. “Zijn voorbeeld volgend vallen allen op de knieën en brengen dank aan Sint-Jozef. Daarna trekken de genezingen, verkregen door het gebruik van het miraculeuze water, grote menigten naar de Bessillon. De verering voor Sint-Jozef, tot dan toe onbestaand in die streek, kent een uitzonderlijke bloei die zich weldra tot buiten de Provence verspreidt.
Met de giften, die de bedevaartgangers bij de bron neerleggen of aan de bewoners van Cotignac overhandigen, beslissen de ‘consuls’ van het dorp om, met de toestemming van de bisschop van Fréjus, boven de bron een kapel te bouwen ter ere van Sint-Jozef.
Al deze feiten raken weldra bekend tot in Parijs, waar de naam Cotignac de mensen nog zeer aanspreekt sinds de tijd van de gelofte van Lodewijk XIII. Dan stelt Lodewijk XIV een godvruchtige daad ter ere van Sint-Jozef. Waarschijnlijk was hij getroffen door het mysterieuze samenvallen van zijn intrede in Frankrijk, bij zijn terugkeer uit Spanje met de vrouw die hij twee dagen later zou huwen, en de verschijning van Sint-Jozef te Cotignac. Zelf had hij zijn bestaan (1) al te danken aan Onze-Lieve-Vrouw van Genaden (2). Hij kon dan ook niet anders dan het gezamenlijk verzoek van zijn moeder en zijn Echtgenote inwilligen, en verordende dat het feest van Sint-Jozef in het koninkrijk voortaan een verplichte rustdag zou zijn. Later, op 19 maart 1661, wijdde de koning Frankrijk toe aan Sint-Jozef, zoals zijn vader dit land drieëntwintig jaar eerder aan Maria had toegewijd.
Wij zien ervan of alle gunsten te beschrijven die op voorspraak van Sint-Jozef werden verkregen, vooral ten gunste van de gehuwden die, verlangend dat hun gezin eindelijk de vreugde zou kennen van kinderzegen, zich vol vertrouwen tot hem richten, hem smekend hun de genade van vruchtbaarheid te verlenen.
(1) Op verzoek van de Allerheiligste Maagd werd inderdaad in 1519 op een andere heuvel, niet ver van Cotignac, een heiligdom opgericht en toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Genaden. De gunsten die de Moeder Gods hier verleende brachten spoedig veel volk op de been, des te meer daar Paus Leo X door een bul aflaten verleende aan de bedevaarders en hierdoor de waarachtigheid der verschijningen erkende.
(2) Tijdens de revolutie werd het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Genaden leeggeroofd en vernield. Het werd in 1810 weer opgebouwd en wordt thans bediend door een gemeenschap van de Broeders van Sint-Jan. De kapel van Sint-Jozef die niet meer onderhouden werd, wordt sinds 1978 hersteld door een gemeenschap van Benedictinessen en dient hen tot kloosterkapel.
2. Nog Sint Jozef van Bessillon
Op zekere dag meldde zich een jonge vrouw, moeder van drie kinderen, bij het klooster van de Zusters van Sint-Jozef van Bessillon en vroeg hen met aandrang samen met haar te bidden. Zij verwachtte dan ook haar vierde kind en leed aan een ernstige ziekte. De dokters hadden haar al opgegeven en hadden haar gezegd dat de enige kans om zich te redden was zich te laten aborteren. Zij hadden zelfs gezegd dat het haar plicht was, omdat zij al drie kinderen had, die moesten worden grootgebracht.
Daar deze raad voor haar onaanvaardbaar was, ging zij op zoek naar een priester, die haar zei: “Ga negen dagen lang naar de H. Mis bij Sint-Jozef van Bessillon.”
Zij gehoorzaamde meteen en ondanks het feit dat ze erg ziek was, maakte zij negen dagen lang de vreselijke tocht van 150 km naar de plek waar Sint-Jozef verschenen was, om er te bidden.
Het kind werd zonder enig probleem op tijd geboren. Het is nu een prachtig jongetje van elf en een half jaar, heel intelligent en vol levenslust. Hij kreeg later nog twee broertjes. Met zijn drieën vormen ze een vrolijk groepje.
3. Ik vraag u voor mij te bidden bij Sint Jozef
Een andere keer werden de kloosterzusters van Mont Bessillon opgebeld door iemand die zich niet bekend maakte en hen deze mededeling deed: “Ik sta op de rand van een financieel, moreel en geestelijk bankroet en bevind me middenin een depressie. Ik vraag u voor mij te bidden bij Sint-Jozef.”
Drie jaar later schreef genoemde heer het volgende: “Ik ben van mijn droefgeestigheid verlost, ik heb een betrekking gevonden die mij bevalt, mijn echtgenote is weer bij me teruggekomen en verwacht een derde kind en samen ontdekken wij hoeveel Onze Lieve Heer van ons houdt, want toen we het erg moeilijk hadden, heeft Hij ons bezocht. Bedank Sint-Jozef samen met ons.”
4. Een waardig model voor het schildersatelier
Een zeldzaam verhaal, dat zeker opmerkelijk genoemd kan worden.
Een kunstschilder liep door de straten van München op zoek naar een mannenkop, want hij had een model nodig voor een schilderij van de heilige Jozef. Het was niet voor het eerst dat hij hiernaar op zoek was, want voor een ‘Jozef-kop’ is een goede gelijkenis niet voldoende; hij zal ook iets weg moeten hebben van een Heilige en zowel het heilige vuur als ootmoed en mildheid moeten uitstralen. Het zag er naar uit dat het zoeken weer tevergeefs zou zijn. Ontstemd was hij al weer op weg naar huis, toen hij een marskramer tegenkwam; iemand van een uitstervend beroep, die met zijn twee koffertjes vol handel langs de deuren gaat, met schoenveters, scheerzeep, kammen, knopen en spelden en nog veel meer. Hij prijst zijn waren aan en hoort meestal onwillig: “Nee dank je, wij zijn al voorzien!”
Dan komt plots bij hem op: “Die man is als geboren voor mijn Jozef-schilderij. De man zal ook niet veel bezwaren hebben. Als model kan hij zijn schoenzolen sparen en er bovendien meer mee verdienen dan met het leuren langs de deur”.
“Zou u niet een dag of drie enkele uren voor model kunnen staan? Ik kan uw kop gebruiken voor mijn Jozef-schilderij.” Verrast keek de aangesprokene de vragensteller aan. Hem, een oude marskramer, in een ‘Jozef’ omtoveren? Dat was nog nooit bij hem opgekomen en hij aarzelde met antwoorden.
— U verliest er niets bij, u wordt er goed voor betaald.
— Nee, nee mijnheer, dat kan ik beslist niet doen.
— Maar vergeet niet, dat het schilderij, waarvoor u model heeft gestaan, in een kerk komt te hangen; dat is een hele eer die weinigen te beurt valt.
— Ja, daarom juist kan ik het niet en mag ik het niet.
Teleurgesteld hield de kunstenaar op met argumenteren en met een ‘goeie avond’ liep hij door.
De volgende dag kwam hij hem weer tegen. Hij wilde hem eerst voorbij lopen, doch nu kwam de man zelf op hem of en zei:
— Mijnheer, nu kan ik wel voor model staan!
— Hoe zo? Gisteren was u er voor geen prijs toe bereid.
— Ja, weet u mijnheer, wanneer ik uitgebeeld als de heilige Jozef in een kerk kom te hangen, dan vond ik, dat ik mij eerst daarop goed moest voorbereiden; daarom heb ik vanmorgen vroeg gebiecht en ben ik daarna te communie gegaan.
De kunstenaar moest hem feitelijk wel gelijk geven. Deze eenvoudige mens was bang om met zijn afbeelding het godshuis te ontheiligen, zoals zo vaak christenen God beledigen door te zondigen!
(L. Sch. — Tijdschrift Hoffnung)