Vijfentwintigste dag – Het Geduld van Sint-Jozef

VIJFENTWINTIGSTE DAG

Het Geduld van Sint-Jozef

Door God Zelf uitverkoren om het onuitsprekelijke mysterie van de Menswording te verbergen, heeft Jozef het met zijn geduld en liefde bedekt als onder een fijn geweven hemelsblauwe, scharlakenrode en purper gekleurde sluier, en het beschut met het stevige, ondoordringbare weefsel van zijn onwankelbaar geduld dat bestand is
tegen alle schadelijke invloeden van weer en wind.

Bewonderen wij het geduld van deze grote Heilige; de Kerk nodigt ons uit ons aan deze uitmuntende deugd te spiegelen en haar na te volgen.

Geduldig zijn is: zonder klagen of moedeloosheid het kwaad verdragen dat zich aan ons opdringt, hoe lang het ook mag duren; in tegenslagen die voortkomen uit omstandigheden, onrechtvaardige of boosaardige bejegeningen van medemensen, innerlijke en soms uiterlijke bekoringen en zelfs schijnbare afwijzing door God, aan Wie, zo zegt Job, het behaagt zijn dienaars te kwellen en te beproeven op een wonderlijke wijze: Mirabiliter me crucias (Job 10,16).

Geduldig zijn, zo zegt Sint-Thomas van Aquino, is ook zegevierend reageren op de neerslachtigheid die veroorzaakt wordt door de huidige verdrukking van het kwaad, om zodoende in ons hart een heilige vreugde te bewaren.

In beide opzichten was Sint-Jozef zeer geduldig! We weten niets van hetgeen hij in Egypte, noch in Nazareth dat voor hem een oord van ballingschap was, heeft geleden. Doch, hij streefde ernaar alle pijnen en smarten te dragen en er niets van te laten merken aan Maria en Jezus. Zijn geduld was a.h.w. een schild dat alle vijandelijke aanvallen opving en neutraliseerde. Zijn roeping en geluk bestonden erin zichzelf dagelijks op te offeren voor Jezus en Maria.

Wanneer men Jozef zag zwoegen als een arbeider op zijn werk en lijden als een vervolgde, werd men zich niet gemakkelijk bewust van de verhevenheid van zijn deugden, evenmin als van de rijkdom die verscholen lag in zijn nederig en werkzaam leven. Men kon niet vermoeden dat deze arme timmerman vol was van een stralende zielsverrukking en dat zijn woning een aardse hemel was.

Huldigen wij het geduld van deze grote Heilige en volgen we hem na voor zover dit ons mogelijk is. Ontdaan van alle schaduwen van de dagelijkse beslommeringen, schittert dit geduld met een ongekende glans en verdient het alle lof die de kerk het toekent.

Sint-Jakobus (1, 4) wijst ons erop dat het geduld de definitieve zegel van volmaaktheid is van al het goede dat men doet.

Het is een feit dat door de duivel alle middelen worden aangewend, om het geduld van de dienaren van God te vermoeien en uit te putten, zodat ze afhaken en hun taak, die hen door God toegewezen werd om deze op die bepaalde plaats en onder die bepaalde omstandigheid uit te oefenen, niet voortzetten. Zij behoren, zich bewust van wat God van hen verlangt, vertrouwvol en moedig vol te houden zonder te bezwijken.

Sint-Jakobus (5, 8 ) roept hen toe: Heb dus geduld, broeders, tot de komst van de Heer… Zij nadert elke dag. De duur van het geduld is de duur van het leven, en dit is zo kort! Elke dag brengt ons dichter bij de komst van de Heer. Laten we dus geduldig zijn.

Paulus, van zijn kant, stelt dat verdrukking leidt tot geduld, geduld tot beproefde deugd en deze weer tot hoop. Welnu, de hoop wordt niet teleurgesteld (Rom. 5, 4-5). Zo sterkt het geduld de hoop en deze ondersteunt het geduld door haar de uiteindelijke bekroning te verzekeren.

O! Welk een diepe visie had Sint-Jozef op de kortstondigheid van het menselijk leven! En welk een onmetelijke hoop leefde er in zijn hart! Zou hij voortdurend en zonder einde moeten lijden voor Jezus en Maria, hij zou het zonder aarzelen hebben aanvaard. Lijden uit liefde voor zijn beminden was zijn leven en zijn geluk (Dom Bernardus Maréchaux).

Sint-Jozef na volgen

Sint-Jozef, Hoop der zieken, wij vragen om de genezing van onze kwalen, zo God het wil. Mocht God het anders beschikken dan zullen we Hem om de genade vragen ze met liefde en geduld te verdragen.

GEBED TOT DE HEILIGE JOZEF VOOR DE GENEZING VAN EEN ZIEKE

Barmhartige heilige Jozef, U bent de hoop van de zieken en Jezus heeft zijn almacht in Uw handen geplaatst. Niets is dus voor U onmogelijk. Luister welwillend naar degenen die U vandaag aanroepen voor de lijdende leden van de Heilige Kerk. Wij smeken er U om, verzacht de pijnen van de zieke die wij U speciaal aanbevelen. Verkrijg voor hem deze genade, een volledige onderwerping aan Gods Wil. Toon hem tevens Uw goedheid door voor hem geduld te verkrijgen, een spoedige genezing tezamen met de genade een heilig en godvrezend leven te leiden. O milde H. Jozef, laat niet toe dat wij U tevergeefs aanroepen, maar gewaardig U ons vertrouwen en onze dankbaarheid jegens de Goddelijke Goedheid met deze nieuwe gunst te versterken. Amen.

GEBED TOT DE HEILIGE JOZEF VOOR DE BEKERING VAN EEN ZONDAAR

Rechtvaardige Jozef, U roept men aan wegens de rol die U speelde in het Verlossingswerk van Jezus en de talloze genaden die U kunt verkrijgen voor de bekering van de zondaars. Daarom beveel ik U dringend het heil van een ziel aan die mij aan het hart ligt en die schijnbaar ver van God leeft. Uw goddelijke Jezus heeft om haar te redden zijn Bloed vergoten. Spreek bij Hem ten beste opdat Hij deze ziel moge verlichten en haar de moed geve zich te bekeren. O heilige Jozef, laat U zelf niet toe dat zij langer van God gescheiden blijve die voor ons een Vader is en die niet de dood van de zondaar wenst, maar het leven. Moge deze ziel spoedig in Gods vriendschap terugkeren, in zijn genade leven en sterven om in de Hemel door de Heer Jezus ontvangen te worden en er met U en Maria eeuwig te verblijven.
Amen.

Verhalen

1. De priester van Sint-Jozef

Een vrome jongeman studeerde bij zijn dorpspastoor, ter voorbereiding van zijn priesteropleiding. Hij verlangde ernaar zijn leven ten dienste te stellen van God en het heil der zielen. Ongelukkigerwijs had hij zoveel moeite met het latijn, dat zijn leraar zijn geduld verloor en wanhoopte ooit enig succes met hem te zullen boeken.

De tranen echter van zijn leerling, zijn ijver en zijn godsvrucht, spoorden hem aan toch door te zetten.

“Mijn beste jongen, zei de eerbiedwaardige pastoor, ik zie maar één uitweg, namelijk je onder de bescherming te stellen van Sint-Jozef; en hem te bidden en te smeken je dié gaven te schenken die je nu niet bezit, anders komen we nergens. Schep dus moed; ik zal mijn gebeden verenigen met de jouwe en ik heb het volste vertrouwen dat we zullen worden verhoord. Want alles is beloofd aan een volhardend gebed.”

De jonge student wierp zich in de armen van Sint-Jozef en bad met zoveel vuur dat de goede Patriarch hem op wonderlijke wijze onder zijn hoede nam. Geleidelijk aan opende zich de geest van de jongeman, zijn talenten ontwikkelden zich en hij beëindigde zijn studies met succes.

Op het groot seminarie onderscheidde hij zich door zijn inzicht en deugdzaamheid, en ontving eervol het priesterschap. Achtereenvolgens werd hij benoemd tot professor in de dogmatiek, moraal, overste en vicaris-generaal. Gedurende vele jaren is hij het licht en de raadsman van het merendeel der priesters geweest, die hij op zijn beurt heeft opgeleid.

Wat vooral opmerkelijk was bij deze man Gods, was zijn vertrouwen in en zijn dankbaarheid tot zijn edelmoedige weldoener.

Uit dit verhaal kunnen we leren hoe machtig een nederig en volhardend gebed kan zijn, als men bij God een beroep doet op de voorspraak van de heilige Echtgenoot van Maria.

2. Sint-Jozef van Villedieu (bisdom van Angers)

In de lente van 1856 vroeg de zeer eerwaarde heer Pelletier, priester van Villedieu (een parochie in 1833 gesticht) een van zijn oude collegevrienden, mijnheer Lamoureux, een missie te houden. Lamoureux was Jezuïet en beter bekend onder de naam van pater Louis.

Door tussenkomst van Sint-Jozef had pater Louis eerder veel genade ontvangen en daarom had hij beloofd de verering van Sint- Jozef te verspreiden. Zo nu en dan vroeg hij zich af hoe hij die belofte kon nakomen.

Toen de missie was afgelopen nam pastoor Pelletier de Jezuïet mee om een prachtige eik te bezichtigen. Deze boom had een omtrek van 18 meter. In de zijkant van de stam was een holte die zo groot was dat een kar er gemakkelijk in schuilen kon.

Als door een hemelse ingeving kwam pater Louis op de gedachte de eik aan Sint-Jozef toe te wijden en er een beeld van de Heilige in te plaatsen. Hiermee wou hij de parochie van Villedieu en omstreken aan het hoofd van de Heilige Familie toewijden.

De Voorzienigheid zegende zijn idee. Op 11 mei 1856, hoogfeest van Pinksteren, kwamen de families Pohu en Macé, eigenaars van de eik, bijeen in de pastorie. Zij schonken de wei met de eik en het heiligenbeeld aan de parochie.

Onmiddellijk richtte men er een altaar op en op 24 augustus van dat jaar werd het beeld van Sint-Jozef plechtig in de eik geplaatst.

Het idee de Sint-Jozefsverering te bevorderen in een gebied waar dit nauwelijks gekend was, verbreidde zich op een wonderbaarlijke manier. Er waren naar men zegt dan ook bijna driehonderd priesters en vijftienduizend mensen opgekomen om de plechtigheid bij te wonen.

De volgende dag werd de Heilige Mis opgedragen op het granieten altaar, dat door de eik werd omgeven. Weldra werden vele genaden toegeschreven aan ‘Sint-Jozef van de Eik’. Bedevaartgangers kwamen er naar toe, alleen of in groepsverband en lieten er Heilige Missen opdragen.

Om de priesters en de bedevaartgangers tegen de weersinvloeden te beschermen werd er vlak bij de eik een bakstenen kapelletje gebouwd. Op 24 augustus 1857 werd die kapel onder dezelfde grote toeloop als in het jaar daarvoor ingezegend. De bedevaart werd geleid door Vicaris- Generaal Bompois als afgevaardigde van de bisschop van Angers.

Pius IX verleende vele aflaten aan de bedevaart. Toen de kapel korte tijd later te klein werd, moest er een grotere gebouwd worden. Alle inwoners van Villedieu waren bereid daaraan mee te werken. In 1869 was ze gereed, drie jaar na de eerste steenlegging.

Het gebouw werd eerst ingezegend op 30 augustus 1899 door monseigneur Rumeau.

Door tussenkomst van Sint-Jozef werden in Villedieu vele genaden ontvangen, waarvan we alleen het volgende voorbeeld geven:

Op donderdag 30 juni 1859 viel Zuster Maria van Sint-Gabriël, 25 jaar oud en verpleegster in het ziekenhuis te R. op een speldenkussen. Drie spelden drongen in haar knie en zij probeerde ze tevergeefs te verwijderen, waardoor de pijn alleen maar verergerde. De Zuster, die zich de ernst van dit ongelukje niet bewust was, vertelde het aan niemand en meende haar werk te kunnen voortzetten.

Drie dagen lang deed ze gewoon haar werk maar op 3 juli werd de pijn onhoudbaar en vertelde ze haar overste wat er gebeurd was. Deze schreef haar onmiddellijke bedrust voor en liet de dokter komen. Hij onderzocht de knie en zag dat de naalden vastzaten in de knieschijf.

Een operatie om de spelden te verwijderen leek onmogelijk. Daarom schreef hij volstrekte rust voor en deelde de zieke onomwonden mee dat ze veel geduld zou moeten hebben.

Zuster Maria van Sint-Gabriël had een groot vertrouwen in de heilige Jozef en kwam op het idee zijn hulp in te roepen. Op dinsdag 12 juni begon zij met haar medezusters een novene ter ere van de ‘heilige Jozef van de Eik’. Zondag 17 juni, tijdens de voorbereiding voor de Heilige Communie, ondervond ze nog hevige pijn. Haar knie was zo gezwollen dat ze geen enkele beweging kon maken. Om half zes ontving de Zuster de Heilige Communie en bleef ze alleen tot het einde van de Mis van 6 uur. Toen kwam de ziekenzuster, Moeder Saint-Louis, die nog pas kort de leiding had over de jonge zieke, haar ontbijt brengen. Het bed was echter opgemaakt. De verbaasde verpleegster keek rond en zag de Zuster geknield zitten.
– Wie heeft u toestemming gegeven om uit bed te komen ?
– Moeder, ik ben genezen, leve Sint-Jozef! Tijdens het bidden kreeg ik neiging om me te bewegen en meende ik Sint-Jozef te horen zeggen: “Welnu, je bent genezen, sta op en wandel”. Dus ben ik opgestaan en begon ik te lopen.

De overste van het klooster en de hele kloostergemeenschap werden op de hoogte gebracht. De algemene vreugde was zo groot dat men naar de kerk ging om opgetogen het Te Deum te zingen. Er werd een novene gehouden om de Hemel te danken voor zo’n grote gunst.

In de namiddag ging Zuster Maria van Sint-Gabriël zich wijden aan de armen. Urenlang bleef ze in de verschillende zalen, voortdurend rechtop en liep ze trappen op en af.

’s Avonds ging ze op het normale uur slapen en voelde ze slechts een lichte vermoeidheid in het been dat gedurende negentien dagen niet meer bewogen had. Van toen af heeft de Zuster haar werk voortgezet zonder dat de pijn teruggekomen is.

3. Sint-Jozef de wonderdokter voor lichaam en ziel

Het gebeurde in een voormalig christelijk, maar vervolgens communistisch boerengezin in Rusland. Sedert al het christelijke eruit weg was, was ook de vrede uit het huis verdwenen. Vooral sedert de jonge vrouw van het huis goddeloos geworden was. Haar man, Jelissay, was daar zeer verdrietig over en nog meer de baboesjka, de grootmoeder.

Op zekere dag gebeurde het volgende:

De kleine Michailo was boven in de kamer van zijn grootmoeder geweest. De oude vrouw was daar niet op voorbereid. Hij verraste haar juist op het ogenblik dat ze voor een beeld van de heilige Jozef aan het bidden was, dat ze uit een geheime bergplaats te voorschijn gehaald had. Ook had ze twee kaarsjes aangestoken en toen de kleine beneden kwam, vertelde hij dat hij met grootmoeder tot de voedstervader van het Kindje Jezus gebeden had.

Nu was de matrjona uitgevaren als een gewonde adder: “Jij domme kerel, snoof ze, je bidt na wat oude vrouwen je voorzeggen. In Rusland bestaat er geen God meer en nog minder een heilige Jozef.”

Dan ging ze op kalmere toon voort: “Of zeg eens, Michailo, heb je dan de lieve God gezien ? Of heb je reeds eenmaal de heilige Jozef ontmoet ? Of heeft het Kindje Jezus je misschien al eens iets gegeven ? Dat zijn sprookjes, kind, enkel oude vrouwen geloven daar nog aan, omdat ze niet beter weten en omdat men ze vroeger op die manier belogen heeft. Wee je gebeente, Michailo, als je gelooft wat grootmoeder zegt, dan zullen soldaten komen en ons allen meenemen, zoals ze eens oom Iwan meegenomen hebben. Dan kun je lang roepen dat God ons moge helpen, Hij zal zich niet roeren. Heb je dat verstaan ?”

Aan dit optreden van zijn vrouw moest Jelissay steeds terugdenken en hij kon geen rust vinden. Terwijl hij echter zo met zijn gedachten bezig was, hoorde hij plots het schelle geluid van een trojka, die voor het huis stil hield. Het waren gasten uit de woonplaats van matrjona, die enige tijd wilden logeren. Jelissay ging met vrouw en kind de reizigers tegemoet en heette ze met echte Russische vriendelijkheid welkom.

Het leven op de eenzame boerenhoeve was minder eentonig sedert het bezoek daar was. Men reed met de trojka uit de stad nu eens hier en dan weer daar naar toe. Eer men er erg in had was het Sint- Jozeffeest, dat eens met glans en pracht gevierd werd. Nu echter waren er geen klokken meer, die de mensen naar de eredienst opriepen.

Terwijl de bewoners van het huis naar de stad reden, brandden in grootmoeders kamertje de feestlichtjes. En ook in het hart van vele Russen was de Voedstervader van Jezus niet vergeten.

Matrjona kwam eerst de volgende dag met het kind terug. Het was de hele dag opvallend stil geweest, maar opeens ging een siddering door zijn lichaam en het kind begon met de tanden te klapperen. Het hoofdje werd hoogrood door de opkomende koorts. Het werd onmiddellijk te bed gelegd en beide ouders waren zeer bedrukt. Het bezoek ging weg en beloofde onmiddellijk een dokter uit de stad te halen.

Matrjona zat dag en nacht aan het ziekbed van haar kind. Het duurde lang eer de dokter kwam. Hij schudde het hoofd en zei dat het kind reddeloos verloren was en dat hij, als zij het wensten, wel zou blijven totdat alles voorbij was.

Jelissay nam dit vriendelijke aanbod aan en hoopte tegen alle hoop in. Matrjona echter was op van wilde angst en “vloog” meer dan ze ging, de houten trap op, naar de kamer van de oude vrouw. “Schoonmoeder, sprak ze, steek de kaarsen aan, ik wil met je bidden, mijn kind heeft nog maar enkele uren te leven. Als het gezond wordt, zal ik je geloven en niet meer met je spotten.” Toen brak ze in tranen uit en bad na wat de grootmoeder haar voorbad. Daarna liep ze als buiten zinnen terug naar haar zieke kind. Ze zag de mensen niet, die daar waren, ze staarde voortdurend naar een hoek en bewoog de lippen alsof ze bad.

De kleine had ijlende koorts en elk ogenblik kon de dood intreden. Maar Michailo stierf niet. Tegen de morgen werd hij zelfs rustiger en hij sliep in. De koorts week langzaam. Zeer verheugd stond de dokter op en zei: “Dat is de slaap van de genezing, lieve mensen. Ik heb hier niets meer te doen. De duivel moet geholpen hebben, anders kan men het niet verklaren. Vaarwel en wees blij!”

Matrjona keek de dokter met verdwaasde blikken aan. Het kind sliep rustig verder. Jelissay echter verstond zijn vrouw niet meer. Ze zei hem: “Jelissay, mijn lieve Jelissay, ik kan niet spreken; maar ga naar je moeder, zij zal je alles verklaren!” Dan brak ze in tranen uit, knielde neer en fluisterde met innigheid: “Mijn God… ik geloof… heilige Jozef, ik dank u!”

Nu wist Jelissay alles. Hij knielde naast zijn vrouw op de grond, waar beiden in diepe bewogenheid een tijdlang baden. Dan omarmde hij zijn vrouw en haalde zijn moeder naar beneden. Aan haar geloofstrouw was het immers te danken, dat God dit wonder voor hen had gedaan. Hun geluk was onbeschrijfelijk.

De volgende morgen opende Michailo voor de eerste maal zijn helderblauwe ogen en keek zijn ouders verbaasd aan. Hij vroeg om eten en langzaam, zoals de lente komt, schreed de genezing voort. Maar nog veel groter dan de genezing van het kind, was het geluk het hoge goed van het geloof weer teruggevonden te hebben (Zuster Klaragnese).

4. De schoenen van Sint-Jozef

De schoenen van Sint-Jozef?… Jazeker!… U leest het goed! … Niet dat het hier gaat over een opmerkelijke relikwie van onze beschermheilige…, maar toch, leest u ons verhaal. U zult het zeker met ons eens zijn en zeggen: “Inderdaad, dat zijn de schoenen van Sint- Jozef”.

In de grote Amerikaanse stad Boston had het rusthuis van de Zusterkens der Armen onderdak verleend aan een eenvoudige oude man, die dringend rust nodig had. In zijn lange leven had hij zulke grote afstanden te voet afgelegd, dat hij er enkele pijnlijke herinneringen aan zijn arme voeten aan had overgehouden. Deze bezorgden hem dikwijls veel pijn.

Op zekere dag zei hij tegen de bedelzuster: “Zuster, probeer toch eens voor mij een paar goede schoenen te vinden, alstublieft”. De Zuster beloofde het hem en bracht van haar bedeltochten een paar schoenen mee…, daarna een ander paar…, en nog een ander…, maar nooit pasten ze de goede oude man. Na elke poging herhaalde hij zijn droevig refrein : “Ze doen me pijn”.

Zoals al onze dierbare armen in alle landen had ook deze een bijzondere verering voor Sint-Jozef. Op zekere dag zei hij tot zichzelf: “De Zuster vindt blijkbaar voor mij geen geschikt paar schoenen, maar ik ken wel iemand die mijn wens zal vervullen.” En al hinkend ging hij naar de kapel. Hij knielde er neer voor het beeld van Sint- Jozef en bad halfluid, want hij was een beetje doof, dit kinderlijke gebed: “Goede Sint-Jozef, vriend der armen, beschermer der bejaarden van de Zusterkens, mijn oude voeten doen me zoveel pijn… Na Uw lange reis naar Egypte met het Kind Jezus zult U ook wel pijn aan Uw voeten hebben gehad… De bedelzuster heeft in heel Boston voor mij geen geschikte schoenen kunnen vinden, maar ik ben ervan overtuigd, dat Gij ze wel zult vinden in de grote hemelstad… Goede Sint-Jozef, heb medelijden met een oude man die lijdt. Beschermer der armen, help mij aan schoenen…”

Negen opeenvolgende dagen, vol vertrouwen, sleepte de lieve oude man zich zo goed en zo kwaad als het ging naar de kapel om zijn bede te herhalen. Tot zijn grote verbazing eindigde de novene zonder dat hij van de hemel het voorwerp van zijn verlangen had ontvangen…

“Waarom verhoorde Sint-Jozef mijn gebed niet?, vroeg hij zich af… Ik heb toch nederig, met vertrouwen en volharding gebeden.” En onze oude man dacht angstig na wat de reden van deze weigering zou kunnen zijn. Plotseling ging hem een licht op. “Hé, maar nu weet ik waarom Sint-Jozef mijn gebed niet verhoord heeft. Al negen dagen vraag ik hem om mij aan schoenen te helpen… en hij geeft ze mij niet…, maar hij kan ze mij ook niet geven, omdat ik hem de juiste maat niet heb opgegeven…”

En sneller dan ooit keerde hij terug naar de kapel en verontschuldigde zich daar met een ontroerende naïveteit bij zijn hemelse weldoener: “Vergeef mij, goede Sint-Jozef, vergeef mij. Ik vergat het belangrijkste; ik heb U de maat van de schoenen die ik zo nodig heb, niet opgegeven… Als men oud wordt, neemt het geheugen af… Gij weet het misschien ook wel, goede Sint-Jozef… Het is een paar van maat 11, dat ik nodig heb voor mijn zieke voeten. Ik smeek U erom, grote Heilige, geef mij schoenen van maat 11, alstublieft…”

Deze keer zou hij zeker worden verhoord. Hij ging naar de rookkamer, vulde er zijn stenen pijp en wachtte geduldig af.

Plotseling klonk de bel van de spreekkamer… Het was een bezorger. Deze gaf aan de Eerwaarde Moeder een pakje af van een weldoener. En wat zat er in dat pakje ? Heel eenvoudig, een mooi paar schoenen van maat 11…

De Eerwaarde Moeder, die niets van het verhaal afwist, ging naar de mannenzaal om de schoenen aan de zuster te geven, toen ze de goede oude man tegenkwam. Bij het zien van de schoenen riep hij: “Eerwaarde Moeder, laat mij deze schoenen passen, alstublieft”. Zo gezegd, zo gedaan; hij deed zijn schoenen uit, trok de nieuwe schoenen aan, knoopte de veters vast, stond op, deed een stap, en nog een, en begon toen plotseling te dansen. “Eerwaarde Moeder, deze schoenen passen mij perfect, ze zijn voor mij. Ik wist wel dat de goede heilige Jozef ze voor mij zou vinden”. Verwonderd vroeg de Eerwaarde Moeder om uitleg. Blijgezind vertelde de brave man haar het hele verhaal… En eenstemmig doopte men deze schoenen tot “de schoenen van Sint-Jozef”.

Door de kinderlijke gebeden van onze dierbare bejaarden te verhoren, doet onze heilige Beschermer hun geloof in het gebed toenemen en brengt hen op deze wijze dichter bij God, Die ze vaak jaren lang waren vergeten.