3. De kroon is voor de Koning

Boodschap van 25 november 1987

“Lieve kinderen… Als jullie niet bidden zullen jullie mijn liefde en Gods plannen met deze parochie, en ook met ieder van jullie afzonderlijk, niet kunnen ontdekken. Bid dat Satan jullie niet zou verleiden met zijn hoogmoed en met zijn bedrieglijke kracht. Ik ben met jullie en zou willen dat jullie geloven in mijn liefde.”

3. DE KROON IS VOOR DE KONING

Mijn vriendin Catherine is helemaal van de kaart. Ze is zestig, moeder en grootmoeder, en een van die drijvende krachten van haar parochie, en ze heeft al lang geleden besloten om zich door Gods Geest te laten leiden. Haar sterke persoonlijkheid stribbelt soms echter tegen bij de aanwijzingen van de hemel… Niets aan te doen. Het goddelijke zal altijd het menselijke in de wielen rijden, en God verander je niet.

Soms spreekt God ’s nachts tot Catherine door middel van dromen. De boodschap die ze die nacht heeft ontvangen, ligt als een baksteen op haar maag. Catherine had graag rustig willen slapen. Omdat het volop zomer is, heeft ze zichzelf drie dagen rust gegund om deel te nemen aan een geestelijke retraite, waar veel priesters van het bisdom aanwezig zijn. Het is haar bedoeling om even op adem te komen. En uitgerekend op dit moment belast de Heer haar met een van de meest delicate en zelfs vervelendste opdrachten.

Ze belt zuster Marina, haar geestelijk begeleidster:

“Marina, deze nacht heeft de Heer me om drie uur gewekt en tegen me gezegd: ‘Ga naar pater Stephen (van het bisdom) en zeg tegen hem, dat hij de kroon van zijn hoofd moet nemen en die aan de Koning moet teruggeven, uit vrees dat die anders zijn glans zal verliezen.’ Wat moet ik doen?”

“Je moet het tegen hem gaan zeggen.”

Pater Stephen hoort bij een religieuze orde en is erg bekend in de stad. Catherine is verontrust, denkt na, en na veel getob zegt ze:

“Nee, ik ga niet. Wie ben ik om een dergelijke boodschap over te brengen aan een priester.”

Enkele nachten later wekt de Heer haar opnieuw:

“Heb ik je niet gevraagd om naar pater Stephen te gaan en hem te zeggen dat hij de kroon van zijn hoofd moet nemen en die aan de Koning moet teruggeven, uit vrees dat die anders zijn glans zal verliezen?”

Opnieuw vraagt Catherine raad aan zuster Marina en die geeft haar hetzelfde antwoord: “Ga er naartoe.”

“Ik kan het niet. Hoe moet ik hem zoiets zeggen? Hij zal me niet geloven.”

“Dat zullen we nog wel zien, maar dat betekent niet dat je niet moet gaan.”

Enkele nachten later maakt de Heer Catherine voor de derde keer om drie uur wakker. Dit maal dringt Hij meer aan:

“Omdat ik heb gezegd dat je er naartoe moet gaan, moet je gaan. Als je niet gaat, stuur ik iemand anders.”

Vervolgens besluit Catherine dan maar om naar pater Stephen te gaan. Zij belt hem op en vraagt of ze nog voor diezelfde avond een biechtafspraak kan maken. Hij vraagt:

“Wat is er gebeurd. Gaat het niet goed?”

“Ik zal het u zeggen tijdens het biechten,” antwoordt Catherine, zonder nader uitleg te geven.

Ze ontmoet pater Stephen in de sacristie en spreekt haar biecht. Vervolgens brengt ze hem de boodschap over, precies zoals ze die heeft ontvangen, zonder enige omhaal.

“Dat is wat de Heer me gevraagd heeft u te zeggen. Ik ben bang dat u me niet zult geloven, maar het is zoals het is. Uiteraard moet u zelf weten wat u ermee doet.”

Een week later bellen vrienden Catherine op en vertellen haar dat op de kazuifel die pater Stephen tijdens de Mis van Christus Koning droeg, een prachtige kroon te zien was.

Ze vangt ook geruchten op dat pater Stephen is veranderd, dat hij een sterke Godservaring moet hebben gehad, want hij is heel vriendelijk en beminnelijk geworden en hij viert de Mis op volkomen andere wijze.

In januari, zes maanden na de befaamde ‘boodschap’, wordt Catherine gebeld door zuster Marina:

“Je zult me niet geloven. Pater Stephen is achter het altaar ter plaatse dood neergevallen, nadat hij de vredeswens had gegeven.”

Zijn vroegtijdige dood maakte veel ophef in het bisdom. Op een ochtend, niet zo lang na de begrafenis, gaat Catherine de kerk binnen, waar ze de kleine Bennie tegenkomt, die de vloer grondig aan het dweilen is. Ze wisselen een paar woorden met elkaar als oude vrienden:

“Wat een verlies voor het bisdom,” zegt Bennie. “Vooral omdat hij de laatste tijd zo was veranderd; is dat jou ook opgevallen?”

“Jazeker.”

Catherine geeft veel om Bennie, de meest nederige vrouw uit de omgeving, onvermoeibaar in het dienen van de ander, eenvoudig en heel oprecht.

“Catherine, fluistert Bennie, “” tegen jou kan ik het zeggen, maar het is een geheim…”

“Zeg het maar, ik zal het niet verklappen.”

“Oké… Afgelopen zomer hoorde ik in mijn hart een stem die zei: ‘Ga naar pater Stephen en zeg hem dat hij de kroon van zijn hoofd moet nemen en die aan de Koning moet teruggeven, uit vrees dat die anders zijn glans zal verliezen.’ Ik begreep dat Jezus tegen me sprak.”

“En wat heb je toen gedaan?” vroeg Catherine meteen.

Ik heb ‘nee’ gezegd. Ik was doodsbang. Ik zei: “Ik? Hoe moet ik hem zoiets zeggen? Jezus, je weet dat ik dat niet kan. Het is een priester, Jezus. En je weet maar al te goed hoe ik ben. Nee, Jezus, hiervoor moet je iemand anders vragen.

Daarna ben ik het gaan vertellen aan de verantwoordelijke van de Charismatische Vernieuwing, om te zien wat hij ervan vond, maar hij geloofde me niet.

“En toen? Heeft Jezus het je niet opnieuw gevraagd?”

“Nee, Hij moet iemand anders hebben gevonden…”

Op de homepage – en ook hier – zullen een aantal teksten worden gepubliceerd

uit het prachtige boek “Het Verborgen Kind van Medjugorje”

van Zuster Emmanuel Maillard.

Ik kan niet anders zeggen dan dat dit boek mijn leven aan het veranderen is.

Ik zou de aanschaf van dit boek (slechts €12,-) dan ook van harte willen aanbevelen.

Klik hier.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *