LES 36

ZES EN DERTIGSTE LES

HET BEROUW EN HET VOORNEMEN

 

302  (3) Wat is het noodzakelijkste voor de biechteling?

Het noodzakelijkste voor de biechteling is het berouw.

303  (3) Waarom is het berouw het noodzakelijkste?

Het berouw is het noodzakelijkste, omdat men zonder berouw nooit vergiffenis van zonden kan verkrijgen.

“Doet boete en bekeert u, opdat uw zonden worden uitgewist.” (Hand. 3, 19)

304  (4) Wanneer hebben wij een goed berouw?

Wij hebben een goed berouw, als wij spijt hebben over onze zonden, omdat wij God hebben beledigd, en het vaste voornemen maken, om niet meer te zondigen.

305  (4) Over welke zonden moeten wij in de Biecht berouw verwekken?

Wij moeten in de Biecht berouw verwekken tenminste over alle doodzonden, die wij nog niet hebben gebiecht.

306  (5) Wanneer is het berouw volmaakt?

Het berouw is volmaakt als wij spijt hebben uit liefde tot God, die ons hoogste goed is.

307  (5) Wanneer is het berouw onvolmaakt?

Het berouw is onvolmaakt, als wij spijt hebben vooral uit vrees voor God, die ons om onze zonden zal straffen.

308  (5) Wat is voor een goede Biecht voldoende?

Voor een goede biecht is het onvolmaakte berouw voldoende.

309  (5) Welke bijzondere kracht heeft het volmaakt berouw?

Door het volmaakte berouw krijgen wij vergiffenis van de doodzonde, ook buiten de Biecht.

310  (5) Moeten wij na een volmaakt berouw de doodzonde nog biechten?

Na een volmaakt berouw moeten wij de doodzonde nog biechten, want God wil, dat alle doodzonden, die na het H. Doopsel gedaan zijn, gebiecht worden.

311  (5) Wat verstaan wij door de naaste gelegenheid tot zonde?

Door de naaste gelegenheid tot zonde verstaan wij alles, waardoor wij groot gevaar lopen in zonde te vallen.

312  (5) Is de Biecht goed, als wij de naaste gelegenheid tot doodzonde niet willen vermijden?

Als wij de naaste gelegenheid tot doodzonde niet willen vermijden, is de Biecht niet goed en krijgen wij geen vergeving van onze zonden.