Boodschap van 6 augustus 1982
“De mensen moeten uitgenodigd worden om iedere maand te biechten, vooral op de eerste zaterdag. Hier heb ik er nog niet over gesproken. ik heb de mensen tot veelvuldig biechten uitgenodigd. lk zal jullie nog enkele concrete boodschappen geven voor onze tijd. Heb geduld, want de tijd is nog niet gekomen. Doe wat ik jullie heb gezegd. Talrijk zijn zij die dat niet doen. De maandelijkse biecht zal een geneesmiddel voor de Kerk in het Westen zijn. Deze boodschap moet naar het Westen worden overgebracht.”
12. DE LAATSTE BIECHT
Sommige mensen hebben een bijzondere geestelijke antenne en hoewel deze meestal overdag signalen opvangt, gebeurt dat ook wel ’s nachts. Dat is het geval bij Kathleen Long, die voortdurend door de heilige Geest in de wielen wordt gereden. Ze had me uitgenodigd als spreker in Chicago en ik hoor nu nog het verhaal dat ze me in haar gemoedelijke eetkamer de avond voor de voordracht vertelde. Ze was nog nauwelijks bekomen van de schok die ze had gekregen…
Kathleen is een Ierse met een gezonde instelling, die met beide benen op de grond staat en doorgaans ronduit zegt wat ze denkt. Het Ierse bloed dat door haar aderen stroomt, maakt van haar een avonturierster die zich door niets laat tegenhouden dan — in het beste geval — door God zelf. Gezondheidsproblemen en familiedrama’s hebben haar hart vaak pijn gedaan. Met dit sympathiek en soms wat moeilijk te bewerken pak deeg, heeft de Heer zijn apostel, of liever, zijn profeet gevormd.
Het kleine huisje van Kathleen ademt een sfeer van gebed uit en de aanwezigheid van de engelen is er voelbaar. Een van de kamers, degene die mij is toegewezen, is die van de ziener Jacov Colo die nooit verzuimt om bij Kathleen, zijn tweede moeder, te logeren tijdens zijn missiereizen in Amerika. De heilige Maagd is hem meerdere malen in deze kamer verschenen.
Die avond vertelt Kathleen me met haar ogen vol tranen over haar geestelijke marathon van de afgelopen drie à vier weken. Nogmaals had de Geest van de Heer haar, onverwachts, voor een dringende zaak in de kraag gegrepen.
–Ik woon in de Verenigde Staten’, maar ik ben geboren in Ierland. Ik keer er soms terug om mijn familie te bezoeken. Dat is wat ik de afgelopen maand heb gedaan. Nog nauwelijks terug ir Amerika, nam ik deel aan een seminar van drie dagen in Georgia om me verder te bekwamen in de informatica. De eerste nacht worc ik om drie uur wakker en ik hoor zeggen: “Ik wil dat je teruggaal naar Ierland.” Ik antwoord: “Ik kan niet, Heer. Ik kom er juist vandaan.” Maar Hij gaat verder: “Je moet teruggaan. Je moet onmiddellijk teruggaan.”
Kathleen kan niet meer slapen. Het idee terug te gaan naar Ierland vindt ze belachelijk: “Ik ben er juist geweest na een lange onderbreking en ik ga pas weer terug in juni.” Ze wacht tot zeven uur, wanneer het tijd is om op te staan, nadat ze vier uur flinke innerlijke strijd achter de rug heeft. Voordat ze met een been uit bed stapt, weet ze dat ze moet gaan. Ze wacht niet tot aan het ontbijt om tegen haar vriendin Chloë te zeggen:
– Ik moet terug naar Ierland, ik moet er gewoon naar toe.
— Wat ? Maar je komt er juist vandaan.
– Het kan niet wachten. Je moet een ticket voor Chicago voor me kopen en daar zal ik wel een vlucht vinden voor Dublin.
Eenmaal in Chicago, belt Kathleen haar familie in Ierland op en met hen is alles goed. Één nacht gaat voorbij. Zaterdag ochtend belt ze opnieuw, alles gaat goed met hen, geen vuiltje aan de lucht. Ze gaat naar de mis en tijdens de consecratie hoort ze weer diezelfde stem die bij haar aandringt: “Je moet onmiddellijk teruggaan naar Ierland.”
Haar zus Barbara die aan de andere kant van de Atlantische Oceaan woont, verklaart haar voor gek.
— Waarom zou je terugkeren naar huis ? Doe niet zo gek ! Je komt toch in juni, het zullen mooie dagen worden. We zullen uitstapjes maken en we zullen samen een goede tijd hebben.
De volgende dag vliegt Kathleen naar Ierland en ze gaat naar haar zus toe. Ze belt bij haar aan.
— Maar wat doe jij hier ?
— Ja, daar ben ik…zo is het nu eenmaal, ik wilde komen en me ervan verzekeren dat alles hier goed gaat… Hoe laat is morgen de mis ?
— Het is toch niet nodig dat je naar de mis gaat… rust toch eerst wat uit.
Sinds lange tijd al gaat de zus van Kathleen niet meer naar de kerk en je moet haar niet te veel lastig vallen met godsdienstige zaken. De volgende dag gaat Kathleen naar de ochtendmis en spreekt daarna de priester aan:
— Pastoor John, zou het voor u mogelijk zijn om bij mijn zus langs te gaan ?
— Waarom wilt u dat ik haar ontmoet ?
— Oh… gewoon voor een bezoekje. U zou haar dan het sacra-
ment van de zieken kunnen geven en biecht bij haar kunnen horen. U kunt zeggen dat ik u heb uitgenodigd voor een kop koffie of iets dergelijks. Vindt u dat goed ?
–Ja, oké. Ik zal kijken of het lukt. Maar ik ken Barbara en ze zal
het echt heel raar vinden als ik langskom, juist om zomaar even dag te zeggen.
Twee dagen gaan voorbij zonder dat de pastoor komt. Kathleen vraagt het opnieuw en dringt aan: dat hij bij haar zus langs zou gaan om haar de ziekenzalving te geven en biecht te horen.
— Maar waarom is het zo belangrijk ? En hoe moet ik dat voor elkaar krijgen ?
Ze gaan zitten. De een probeert de ander gerust te stellen…
— Maakt u zich geen zorgen om wat u moet zeggen als u daar bent, pastoor John. Kom gewoon en de Heer zal voor de rest zorgen. Ik weet zeker dat de Heer zelf zich over heel deze zaak zal ontfermen.
Pastoor John komt uiteindelijk toch.
— 0, Barbara. Goedendag ! Ik kom even langs om uw zus
Kathleen te zien. Ik hoorde dat zij weer terug is uit Amerika.
En terwijl hij Kathleen aankijkt:
— Goedendag Kathleen. Ben je om een speciale reden teruggekomen ?
– 0, ik wilde gewoon nog een week doorbrengen met mijn familie… Het is werkelijk fijn om hier naar de parochie te kunnen gaan en te zien dat het Heilige Sacrament er is uitgesteld.
– Weet u, pastoor John, onderbreekt Barbara hen, mijn zus Kathleen hoort tot die vrome compleet gestoorde groep mensen die de godsdienst hebben uitgevonden.
— 0 ja ? Maar hoe is zij daartoe gekomen ? Hebben jullie niet dezelfde moeder ?
— Ja, onderbreekt Kathleen. En nu we het er toch over hebben, pastoor John, waarom zou u mijn zus niet de ziekenzalving geven, nu u hier toch bent ? Ze heeft juist een zware griep achter de rug.
Pastoor John keert zich tot Barbara:
–Zou u dat willen ?
Barbara vraagt wat de ‘ziekenzalving’ inhoudt en zegt dan zonder veel overtuiging:
— Wel ja, waarom niet. Als dat mij kracht kan geven en kan voorkomen dat ik weer griep krijg…
Pastoor John dient haar de ziekenzalving toe en Kathleen maakt van de gelegenheid gebruik om terloops met een onschuldig gezicht te vragen:
— Nu u er toch bent, pastoor John, waarom zou u niet van de gelegenheid gebruik maken om bij haar biecht te horen ?
Dan haakt Barbara af…
— Ik heb geen enkele zonde om te biechten. Ik zet nooit de bloe-metjes buiten, ik doe niemand kwaad en ik zorg goed voor mijn gezin.
Nadat ze toch heeft gebiecht, dankzij een goede samenwerking met pastoor John, bekent ze aan Kathleen dat ze de afgelopen zestien jaar geen voet meer in de kerk heeft gezet. Haar man ging er nooit naartoe en Barbara heeft toen zijn atheïstische levenshouding overgenomen. We zijn zo snel geneigd om toe te geven: niet meer naar de mis, dan ook niet meer biechten.
Die week vertrekt Kathleen weer naar Chicago. De avond voor Aswoensdag wordt ze gebeld en wordt haar gezegd dat haar zus plotseling is overleden. Ze was negenenvijftig jaar en moeder van acht kinderen. Geheel onverwachts kreeg ze een hartaanval tijdens haar slaap.
Soms vroeg Kathleen haar;
— Hoe kun je ’s avonds toch zo rustig inslapen als je nooit gaat biechten ? Stel je voor dat de Heer je ’s nachts komt halen.
— 0, daar heb ik nog nooit aan gedacht, antwoordde Barbara haar dan altijd…
De biecht van Zr. Faustina
Enkele decennia eerder leed in Polen een grote heilige aan een drievoudige tuberculose. Wat zij toen ervoer kan ons een dieper inzicht geven in dit sacrament van barmhartigheid.
Vanwege haar ziekte had Zr. Faustina drie weken niet kunnen biechten. Ze huilde toen ze haar zonden zag en de moeilijkheden die haar ziel onderging. Maar gelukkig vertelt ze het volgende:
“Deze middag kwam pater Andrasz mijn kamer binnen en ging zitten om mijn biecht te horen. Van tevoren wisselden wij geen enkel woord uit. Ik was opgetogen omdat ik er erg naar verlangde te biechten. Zoals gewoonlijk legde ik mijn hele ziel open. De pater gaf op ieder klein onderdeel antwoord. Ik voelde mij buitengewoon gelukkig dat ik in staat was om alles zo te zeggen. Als boete gaf hij mij de Litanie van de Zoete Naam van Jezus. Toen ik hem wilde vertellen hoe moeilijk ik het vind om deze litanie te bidden, stond hij op en gaf hij mij de absolutie. Plotseling vervaagde zijn gestalte in een groot licht en ik zag dat het niet pater Andrasz maar Jezus was. Zijn gewaad was blinkend wit als sneeuw en Hij verdween weer onmiddellijk. Eerst voelde ik mij nogal onrustig, maar na een poosje kwam er een soort vrede in mijn ziel. Ik bemerkte dat Jezus de biecht op dezelfde manier afnam als biechtvaders dat doen. Toch werd ik op een wonderlijke manier tijdens deze biecht in mijn hart geraakt.” (Dagboek van Zr. Faustina § 817)
Jezus had Zr. Faustina uitgekozen als apostel van Zijn barmhartigheid. Ook openbaarde Hij haar wat wij met onze zintuigen niet gewaar kunnen worden als we een sacrament ontvangen en ook wat Hij zelf op dat moment ervaart. Zr. Faustina laat ons, door de openbaringen die zij in haar Dagboek heeft neergeschreven, min of meer meekijken in de hemel zelf. Zij leidt ons binnen in de gedachten van God zelf, in Zijn gevoelens, Zijn verlangens, Zijn moeilijkheden, die ons bijna altijd ontgaan. Ook in dit opzicht zijn wij werkelijk onwetend. Wat een vreugde zullen we ervaren als we worden binnengeleid in deze geheimen, in de schoot van God, die Zelf niets anders voor ogen heeft dan ons geheel in Zichzelf op te nemen om Hem steeds meer te vinden. Hier volgt een van de mooiste passages over het sacrament van de biecht, bezien vanuit het Hart van Jezus zelf…
“Vandaag zegt de Heer tegen mij: ‘Dochter, als je te biechten gaat, naar deze fontein van Mijn barmhartigheid, dan stroomt het bloed en water dat uit Mijn hart vloeit altijd op je ziel neer en maakt die edeler. Dompel jezelf iedere keer als je te biechten gaat onder, met groot vertrouwen in Mijn barmhartigheid, zodat ik de overvloed van mijn genade over je ziel uit zal kunnen gieten. Als je gaat biechten, weet dan dat ik daar zelf op je wacht. Ik ga schuil achter het gezag van de priester, maar ik ben het zelf, die werkzaam is in je ziel. Hier ontmoet de ellende van de mens de God van barmhartigheid. Vertel de zielen dat ze uit deze fontein van barmhartigheid alleen met het vat van het vertrouwen genaden kunnen putten. Als hun vertrouwen groot is, is er geen grens aan Mijn edelmoedigheid. Stromen aan genaden overspoelen de nederige zielen. De trotsen blijven altijd in armoede en ellende, want Mijn genade keert zich van hen af om terecht te komen bij de nederige zielen2.” (Dagboek van Zr. Faustina §1602)
Op de homepage – en ook hier – zullen een aantal teksten worden gepubliceerd
uit het prachtige boek “Het Verborgen Kind van Medjugorje”
van Zuster Emmanuel Maillard.
Ik kan niet anders zeggen dan dat dit boek mijn leven aan het veranderen is.
Ik zou de aanschaf van dit boek (slechts €12,-) dan ook van harte willen aanbevelen.