37. FEDERICO, VIER JAAR EN ZES TUMOREN

Boodschap van 15 maart 1984
“Lieve kinderen, ook vanavond ben ik jullie bijzonder dankbaar voor je aanwezigheid. Aanbid het Allerheiligste Sacrament onophoudelijk. Ik ben altijd aanwezig wanneer de christenen in aanbidding zijn. Ze ontvangen dan bijzondere genaden.”

37. FEDERICO, VIER JAAR EN ZES TUMOREN

Milaan, november 2004.

Sabina weet van verdriet en angst niet meer waar ze het zoeken moet. Haar kleine Federico zal door een hersentumor niet lang meer leven. De opeenvolgende uitputtende bestralings- en chemotherapie-kuren slaan niet aan en drie van de zes tumoren kunnen niet worden geopereerd. De chirurgen kunnen er niet bij zonder blijvend hersenletsel te veroorzaken. Bij het Medisch Oncologisch Instituut van Milaan, het beste van heel Italië, wordt de zaak door een beroemde arts van dichtbij gevolgd. Menselijk gezien is er weinig hoop. Federico is pas vier jaar en hij verzwakt zienderogen. Hoewel hij lijdt, gooit hij het bijltje er niet bij neer. Met welk een zuivere blik zegt hij tegen zijn moeder tussen twee pijnaanvallen door:
—Zie je mama, ik zal er bovenop komen !

Sabina moet dan vluchten naar de badkamer, omdat dat de enige plaats is waar ze haar tranen en haar wanhopig snikken de vrije loop kan geven.

Sabina is niet gelovig, of beter gezegd: ze gelooft niet meer en ze houdt de Kerk zorgvuldig op afstand. De Gospa zou zeggen: “Ze kent de liefde van God nog niet.” Maar haar vriendin Alexandra, die deel uitmaakt van een vurige gebedsgroep, neemt de zaak van Federico ter harte en begint een gebedsoffensief. Negen dagen lang houden alle leden van de gebedsgroep elke dag een uur aanbidding voor het Heilig Sacrament ter intentie van Federico, waarbij ze Jezus smeken om hem te genezen en om zijn moeder tot rust te brengen, die nog kapot is van de echtscheiding met haar man.

Aan het eind van de noveen baant de ziekte zich nog steeds onverbiddelijk een weg. Heeft de Heer iets anders voor ogen dan de genezing van Federico ? Alexandra laat de moed niet zakken, ze heeft een idee. Pater Antonello, een Italiaanse priester die missionaris is in Brazilië’, is die dagen in Milaan en heeft een genezingsdienst georganiseerd in de St.Antonius-kerk. Alexandra nodigt Sabina uit om er met haar kleine naar toe te komen. Sabina is er niet erg mee ingenomen… Naar de kerk gaan ? Met veel tegenzin aanvaardt ze. Ze maakt zich geen illusies: noch geloof, noch hoop brengen haar hiertoe, maar de wanhoop. En al met al heeft ze toch niets te verliezen. Baat het niet, dan schaadt het niet…

Meteen vanaf het begin van de mis vat zij sympathie op voor de twee celebrerende priesters, die veel blijdschap uitstralen en die dicht bij de mensen lijken te staan. Federico zit op zijn knieën. Hij houdt één oog dicht, maar met zijn andere oog observeert hij de priesters, want het was hem opgevallen dat ze tijdens de preek grapjes maakten. Als de mensen lachen, dan lacht hij nog harder, al begrijpt hij niet waarom ze lachen.

Na de mis stelt vader Antonio, zoals in Medjugorje, het Allerheiligste Sacrament uit en gaat daarbij zelf voor in gebed. Dan neemt hij de monstrans en draagt deze in processie heel de kerk rond, die die avond stampvol is. Federico volgt de priester met zijn blik, terwijl hij zich afvraagt waarom hij overal rondgaat met die mooie gouden zon. Pater Antonello neemt de tijd om met zijn grote monstrans alle aanwezigen, groep na groep, te zegenen, terwijl hij Jezus vraagt om het hart en het lichaam van iedere aanwezige aan te raken, zoals Hij dat tweeduizend jaar geleden deed bij de menigte mensen die toen van overal naar Hem toekwamen. Als hij bij Sabina aankomt, ziet hij de kleine magere jongen zonder haren, die zich tegen zijn moeder aandrukt. Pater Antonello komt dichterbij, hij zegent het kind en plaatst de monstrans voluit tegen zijn voorhoofd… Sabina zal dit moment nooit vergeten, hoewel zij er op dat moment zelf helemaal niets van begreep. Federico valt op de grond, alsof hij wordt neergeslagen. En daar ligt hij dan languit op de grond. Wat gebeurt er ? Sabina windt zich erover op, maar blijkbaar slaapt Federico als een roos. Sabina laat hem slapen, terwijl het gebed in de kerk doorgaat.
Een uur later, als de processie ten einde loopt en de priester het Tantum ergo inzet, wordt de kleine wakker en zegt tegen zijn moeder:
— Mama, dié priester is grappig ! Hij brandt als hij je aanraakt. Mama, ik voel vuur in mijn hoofd.

Maar Sabina schenkt geen aandacht aan de woorden van het kind. Het verbaast haar echter wel dat Federico ’s nachts en de volgende dag steeds hetzelfde blijft herhalen:
Mama, het brandt in mijn hoofd, ik heb vuur in mij hoofd.

Sabina wordt bang, alhoewel Federico zegt dat het geen pijn doet, maar dat het grappig aanvoelt. Ze besluit terug te gaan naar het Oncologisch Instituut, waar opnieuw een scan bij het kind wordt gemaakt. Terwijl de radioloog de uitslagen van het onderzoek bestudeert, zet hij meerdere keren zijn bril recht en keert zich stomverbaasd naar Sabina. Zijn gezicht is bleek geworden. Sabina is op het ergste voorbereid…
—Mevrouw, wat heeft u gedaan ? Wie heeft dit kind geopereerd?
—Maar dokter, hij is niet geopereerd.
—Mevrouw dit kind is geopereerd, dat staat buiten kijf.

—Dokter, ik verzeker u…
—Maar mevrouw, alstublieft, kijkt u zelf maar.

De uitslagen van het onderzoek tonen aan dat alle zes tumoren geheel zijn verdwenen, maar niet als bij toverslag. In plaats van de zes tumoren, zijn nu zes littekens van hele fijne hechtingen zichtbaar, die aantonen dat deze zes tumoren door een zeer vakkundige hand zijn verwijderd. Drie van deze tumoren konden eigenlijk niet worden geopereerd, omdat ze zich bevonden in een te week hersengedeelte, dat niet meer opnieuw aan elkaar zou kunnen worden genaaid.

Sabina begint eindelijk het verband te zien… De arts mag denken wat hij wil, zij heeft het begrepen. In een mum van tijd schieten haar de woorden van Federico opnieuw te binnen, die hij steeds herhaalde nadat de priester hem had gezegend: “Mama, het brandt in mijn hoofd, ik heb vuur in mijn hoofd.” Ze wist niet dat Jezus, haar Schepper, ook een van de allerbeste chirurgen is…
Federico is nu zes jaar. Hij speelt, hij rent, hij springt rond, hij haalt kattenkwaad uit… Hij is helemaal in vorm. In een kleine hostie heeft Jezus hem, vanuit het midden van die grote ‘zon’, aangeraakt.

En Sabina ? Haar tranen van wanhoop hebben plaats gemaakt voor tranen van vreugde.

—Ik heb ervaren dat Jezus leeft, zegt ze, dat Hij met ons is en
dat Hij mijn kind heeft genezen. Ik dank God nu elke dag dat Federico weer helemaal in vorm is. Hij is nu zes jaar. Hij is gelukkig en vrij. Elke dag kijkt hij naar de hemel, terwijl hij met zijn kleine handjes kushandjes naar Jezus zendt, alsof hij Hem altijd heeft gekend. Jezus is zijn beste vriend. Ik dank Jezus, God en de Heilige Geest ook voor het oneindige geduld dat ze met mij hebben gehad. Ze hebben deze wrede beproeving toegelaten, opdat ik uiteindelijk zou beseffen dat Zij aan onze kant staan en dat wij de Kerk zijn !

Het is aan ons om de mensheid in de liefde van God verenigd te houden.