46. HET KIND TERUGVINDEN

Boodschap van 25 juni 1988

“Lieve kinderen, vandaag nodig ik jullie uit tot de liefde die aan God ondergeschikt is en die Hem welgevallig is. Lieve kinderen, de liefde aanvaardt alles wat hard en bitter is, omwille van Jezus die de liefde zelf is. Bid daarom, lieve kinderen, dat God je te hulp komt, maar niet volgens jullie wensen, maar overeenkomstig zijn liefde. Geef je over aan God, zodat Hij je kan genezen en troosten en alles vergeven kan, wat voor jou nog een hindernis vormt op de weg van de liefde. Op deze wijze kan God jullie leven vorm geven en zul je groeien in liefde. Loof God, lieve kinderen, met het loflied van de liefde, zodat Gods liefde van dag tot dag in je groeien kan, totdat ze volmaakt is. Dank, dat jullie mijn oproep aanvaarden.”

46. HET KIND TERUGVINDEN

Als de Boze zich ervan bewust wordt, dat het hem, ondanks zijn pogingen, niet lukt om een bepaalde ziel die door God voor een belangrijk werk is uitgekozen, te vergiftigen, dan zal hij een techniek oud als de eeuw toepassen: hij zal op agressieve wijze de persoon die deze ziel het meest nabij is, of een van diens meest dierbaren aanvallen, en negatief gestemd maken.

David had Absalom, zijn zoon;
Jezus had Judas, één van de twaalf;
De heilige Franciscus had zijn medebroeder Elie;
De heilige Seraphim had zijn medebroeder Ivan;
De heilige Bernadette had haar overste in Nevers;
Zuster Faustina had haar verpleegster;
Pater Pio had zijn kardinaal;
De bekende Filiola had haar man;
Marthe Robin had haar vervolgers…

Al deze mensen leken in het begin ‘normaal’ en hadden dat ook kunnen blijven. Wat heeft hen tot een zo volledige ommekeer en tot zulk een haat gebracht tegen deze ‘uitverkorenen van God’ ? Hoe komt het, dat zij deze persoon nog alleen maar als een gewild doelwit zagen om hun destructieve gevoelens op af te reageren ? Welke allesoverheersende blindheid had zich van hen meester gemaakt ? Alleen God kan de mens volledig doorgronden en gelukkig is dat niet onze taak. Wee wij, als wij dat toch doen en toch oordelen.

Want dan richten we onszelf te gronde. “Naar de maat waarmee ge oordeelt, zult ge ook zelf geoordeeld worden.” Geen van de heiligen die hier net is genoemd heeft zich tegen zijn boosdoeners gekeerd. Allen hebben zij hun kruis aanvaard: ze hebben gebeden, vergeven, nogmaals vergeven en boven alles hebben ze bemind.

Absalom heeft alles geprobeerd om zijn vader, koning David, uit te schakelen, om hem te doden en zich zijn macht toe te eigenen’. En juist hij is de eerste die omkomt tijdens een veldtocht. Wat een tranen van verdriet heeft David niet vergoten toen de dood van zijn zoon Absalom hem ter ore kwam. David hield van zijn zoon met heel zijn hart, met een liefde die bestand was tegen agressie en haat.

Naast de voorbeelden van heiligen zijn er ook uitstekende verhandelingen over het geestelijk leven, die ons leren dat we de laatste dag worden geoordeeld naar de mate dat we hebben liefgehad. Heel goed. Dat komt uit de bron. Maar zij voegen er aan toe, dat de graad van ware liefde van een persoon wordt bepaald door de graad van liefde die deze heeft voor zijn vijanden, voor hen die hem kwaad willen berokkenen en die hem het meeste kwaad doen. Hier zouden we bang van kunnen worden. Maar na dit te hebben overwogen in het licht van het evangelie, kunnen we niet anders dan deze waarheid aanvaarden. En echt, als we degene beminnen die ons liefheeft of hoogacht of ons weldoet, dan kan dat ons hart misleiden, want om zo te beminnen hebben we niet meer nodig dan onze natuurlijke genegenheid, en dit kunnen we een tijdje volhouden. Maar degene beminnen die ons kwaad doet, dat komt voort uit een goddelijke liefde. Alleen de liefde met een goddelijke oorsprong stelt ons daartoe in staat. Als de menselijke liefde tekortschiet en verdwijnt, dan neemt de goddelijke liefde het over en bewerkt door de genade wat de menselijke natuur niet uit zichzelf tot stand kan brengen. En net over die liefde gaat het hier en zal het gaan bij het oordeel op de laatste dag.

De wereld creëert gevoelens en deze gevoelens komen en gaan, laten het afweten en leven hier en daar weer op, in een verwarrende dans die steeds pijnlijker wordt. Maar de volgelingen van Christus leggen zich erop toe om te beminnen zoals hun Meester, en om er hun leven voor te geven. Dat vraagt tijd en veel gebed.

De sleutel van de heiligen bevindt zich in hun mededogen. Als een van hun naasten plotseling verandert in een brullende leeuw of beter gezegd in een trawant van Satan en hun geweld aandoet, dan zullen zij in plaats van deze persoon te oordelen of te veroordelen het kind in hem zien. Zij laten zich niet negatief beïnvloeden door het kwaad dat hun wordt aangedaan. Ze geven er de voorkeur aan om in deze ziel het kind te zien dat door een wrede meedogenloze vijand is uiteengereten. En ze huilen om deze verscheurde, maar door God beminde ziel. Dat is het wonder: het oordeel gaat in rook op en maakt plaats voor mededogen. Van het oordeel blijft niets over dan een golf van pijn die de ware leerling ervaart. En deze zal voor zijn vijand ten beste spreken en hij zal dit keer op keer doen, want het doet hem echt pijn. En hoe meer hij voor hem ten beste spreekt, hoe meer hij bemint.

In zijn grootste vijand de ziel zien van een dodelijk gewond kind, van een kind dat in gevaar is, omdat het is terechtgekomen in het kamp van de wrede hond Satan, is de sleutel van het mededogen van de heiligen. Zo overwinnen zij zichzelf en hun aard, die, zoals het de menselijke aard eigen is, hen er ook toe zou kunnen brengen om kwaad met kwaad te vergelden.

Het kind terugvinden is niet altijd zo moeilijk. De Gospa heeft de jongeren van Medjugorje in haar school van liefde bepaalde oefeningen met het hart niet bespaard. Ze moesten gedurende enkele weken hun grootste vijand (of iemand uit hun groep die ze niet leuk vonden) regelmatig opzoeken. Zo leerden zij hem ontdekken en kennen en zo leerden zij zijn behoeften en moeilijkheden zien, en hoe ze hem op allerlei manieren konden helpen en konden bidden voor zijn intenties door zijn diepste aspiraties te ontdekken…kort gezegd, ze leerde om hem op goddelijke wijze lief te hebben. De antipathie veranderde zo beetje bij beetje in belangstelling en uiteindelijk in echte liefde.

In Medjugorje kreeg ik de gelegenheid om in de school van de Gospa een mooie ervaring op te doen. In het dorp was er iemand die me al sinds jaren kwaad berokkende. De keren dat ik mijn oordeel over hem heb moeten biechten zijn niet te tellen. Ik kon wel bidden en proberen zijn goede eigenschappen te zien, maar iedere keer als hij mij weer iets had aangedaan, oordeelde ik opnieuw over hem. Tot op de dag dat ik bij toeval iemand ontmoette, die hem en ook zijn familie goed had gekend toen de man nog een kind was. Hij
vertelde me enkele zeer pijnlijke gebeurtenissen waaronder deze man als kleine jongen onder de communisten had te lijden gehad en hoezeer zijn familie honger had geleden, angst had gehad en ongerechtigheid had moeten ondergaan. Hij onthield me geen enkel detail. Hij voegde eraan toe dat deze verwondingen op onzichtbare wijze toch waren blijven voortleven in het hart van deze man en dat ze waarschijnlijk pas in de hemel geen pijn meer zouden veroorzaken. Door dit verhaal keerde mijn hart zich volledig om en mijn blik op deze vijand veranderde volkomen. Eenvoudig gezegd: er kwam liefde in mij. De liefde veranderde op slag mijn negatieve houding ten aanzien van hem.

Toen begreep ik waarom de Gospa er zo op aandringt om alle mensen, zowel de goeden als de slechten, te beminnen zoals zij ze liefheeft2. Is haar liefde niet een moederlijke liefde ? Al zou een moeder de meest verschrikkelijke misdaden van haar kind onder ogen krijgen, het blijft toch haar kind en ze zal alles op alles zetten om te proberen om het te begrijpen en om het misschien te verontschuldigen, en ze zal tegen alle hoop in blijven hopen, kort gezegd, ze zal het onvoorwaardelijk lief hebben. De moederlijke liefde brengt het onmogelijke tot stand, zij bezit een verbazingwekkende kracht.

Het kind terugvinden biedt de gelegenheid om te reizen naar de grond die deze man of vrouw heeft gevormd, en om hem of haar zo te ontmoeten in zijn eerste onschuld. Wie smelt er niet ten overstaan van de onschuld van een klein kind ? Al het andere, alle buitensporige gebeurtenissen die er tijdens de volwassenheid wellicht op zijn gevolgd, kunnen we aan God overlaten… die ernaar verlangt om te redden.