Dertigste dag – Sint-Jozef, Patroon van de universele Kerk

DERTIGSTE DAG

Sint-Jozef, Patroon van de universele Kerk

Zoals God de Patriarch Jozef, zoon van Jacob, als landvoogd over heel Egypte aanstelde, om voor het volk de tarwe te verschaffen, nodig voor het leven, zo ook, toen de tijden waren vervuld, waarop de Eeuwige zijn enige Zoon op aarde ging sturen, om de wereld vrij te kopen, koos Hij een andere Jozef uit, waarvan de eerste het zinnebeeld was; Hij stelde hem aan als heer en prins van zijn huis en van zijn goederen; Hij stelde onder zijn bescherming zijn rijkste schatten. Inderdaad, Jozef huwde met de Onbevlekte Maagd Maria, uit wie, door de kracht van de Heilige Geest, Jezus Christus geboren is, die voor de ogen van allen als de Zoon van Jozef wilde doorgaan en zich verwaardigd heeft hem onderdanig te zijn. Zovele profeten en koningen hadden Hem willen zien; Jozef zag Hem niet alleen, maar hij sprak met Hem, hij drukte Hem in zijn armen met een vaderlijke tederheid, hij overlaadde Hem met kussen; met een angstvallige zorgzaamheid en een ongeëvenaarde bezorgdheid voedde hij Degene die de gelovigen moesten nuttigen als het Brood van eeuwig Leven.

Omwille van deze verheven waardigheid waartoe God zijn zeer getrouwe dienaar verhief, heeft de Kerk de heilige Jozef altijd met een uitzonderlijke verering verheerlijkt en geëerd, hoewel ondergeschikt aan de eer, die zij bewijst aan de Moeder van God; altijd, in zorgwekkende uren, heeft Zij hem om bijstand gesmeekt ( Pius IX, Decreet “Urbi et Orbi”, 08/12/1870).

Sint-Jozef was de beschermer, de leidsman en wettige en natuurlijke verdediger van de Heilige Familie, waarvan hij het hoofd was. Inderdaad, gedurende heel zijn aardse leven heeft hij deze lasten gedragen en zijn opdracht vervuld. Hij legde zich erop toe met een onovertroffen liefde en het was zijn dagelijkse zorg om zijn Echtgenote en Goddelijk Kind te beschermen. Door zijn dagelijkse arbeid voorzag hij in beider behoeften en zorgde hij voor voedsel en kleding. Het Kind, dat bedreigd werd door de afgunst van de koning, werd door hem beschermd en hij verschafte het een veilig toevluchtsoord. Bij de ontberingen tijdens de reis en de lasten van de ballingschap was hij de voortdurende metgezel, hulp en steun van de Heilige Maagd en het Kind Jezus.

Aldus vormt de Heilige Familie, die door Jozef met vaderlijk gezag werd geleid, het begin van de ontstaansgeschiedenis van de Kerk.

Zoals de Allerheiligste Maagd de Moeder is van Jezus, zo is Zij ook de Moeder van alle christenen, die Zij gebaard heeft op de Calvarieberg, bij het diepste lijden van de Verlosser. Jezus Christus is de Eerstgeborene van alle christenen die door het Kindschap Gods en de verlossing Zijn broeders zijn.

Dit zijn de redenen, waarom de heilige Aartsvader de vele christenen, die samen de Kerk vormen, d.w.z. deze enorme familie, die verspreid is over de gehele aarde, beschouwt als bijzonder aan hem toevertrouwd, omdat hij de Echtgenoot is van Maria en de Voedstervader van Jezus Christus.

Het is dus vanzelfsprekend en terecht, dat de heilige Jozef, die destijds het Gezin van Nazareth in al zijn behoeften voorzag, thans de Kerk van Jezus Christus onder zijn hemelse bescherming stelt (Leo XIII, in Quamquam pluries ).

De Kerk is een afspiegeling van Maria; zij is het mystieke lichaam van Jezus Christus. Zij is een voortzetting in tijd en ruimte van het Huisgezin van Nazareth. Volgens zijn heilsplan heeft God Maria onder het gezag van de heilige Jozef geplaatst aan wiens handen God Maria en Jezus heeft toevertrouwd en die Hij heeft aangesteld tot hoofd van de Heilige Familie.

Hiervoor geeft de H. Ambrosius ons een prachtige verklaring. Deze grote kerkleraar noemt Maria ‘de voorafbeelding van de Kerk’ en hij ziet in Sint-Jozef, de Echtgenoot van de Heilige Maagd en de bewaker van haar maagdelijkheid, een voorafbeelding van het bisschoppencollege, dat – net als hij – tijdelijk Echtgenoot van de Kerk is en behoeder van haar kostbare maagdelijkheid.

Hij probeert dit aan de hand van de volgende overeenkomst te verduidelijken: in de hoogste rangorde bevinden zich Maria en Jozef , terwijl de Kerk en het episcopaat van een lagere rangorde zijn.

Sint-Jozef vertegenwoordigt met name het episcopaat en degene, die hiervan de hoogste verpersoonlijking is, namelijk de Paus. Zoals e Kerk beïnvloedt wordt door Maria, die – volgens de H. Ambrosius – haar voorbeeld is, zo ondergaan ook het bisschoppencollege en de paus, die hiervan de eenheid uitdrukt, de invloed van de heilige Jozef.

Paus en bisschoppen moeten zich in hun zorg voor de Kerk en de kerken laten bezielen door de tederheid, de eerbied en de toewijding van deze grote Heilige jegens Maria, zijn maagdelijke Echtgenote. Bestaat er een verhevener voorbeeld?

Indien we er ons rekenschap van zouden geven, hoe dit roemrijke patronaat wordt uitgeoefend, dan zouden we kunnen zeggen, dat Sint-Jozef de Kerk met een angstvallige bezorgdheid bewaakt tegen de wereld waarin zij leeft, doch waaraan zij niet toebehoort (Joh. 17,14), haar verdedigt tegen de aanvallen van de duivel en van de verdorven mensen, die zijn bevelen uitvoeren (Ef. 6, 12), haar voorziet van uitwendige en vooral inwendige hulp en haar stromen van goddelijke genade doet toekomen, waardoor zij rust en vrede geniet ondanks de woedende aanvallen van hen, die haar voortdurend bedreigen. Kortom, Sint-Jozef komt de Kerk te hulp.

Hij draagt haar, zoals hij het Kind Jezus heeft gedragen op Diens vlucht naar Egypte. De H. Leonardus van Porto-Maurizio zegt hierover dat “deze, aan oud bijgeloof verslaafde natie, van toen af aan wonderbaarlijk begenadigd werd voor het heil, dat dichtbij was.” Jozef, die Jezus in Egypte binnenleidde, bracht er kiemen van genade die er op hun tijd en op een buitengewone wijze vruchten zouden voortbrengen.

Zo breidt zich onder zijn hoede de Kerk uit. Zoals we reeds hebben gezegd, wordt in hem het episcopaat als Echtgenoot van de kerk vertegenwoordigd. Zo ondersteunt hij in stilte maar met des te meer doeltreffendheid de noeste arbeid van de missionarissen om Gods rijk op aarde uit te breiden. Door hem dringt Jezus Christus binnen in de nog gesloten domeinen van de duivel.

Laten wij Sint-Jozef vereren met heel de kracht van onze ziel en met een vreugdevol hart; laten we hem de grootste hulde brengen, die men een heilige kan geven. Dat is de duidelijke bedoeling van de Kerk.

Laten we tot Sint-Jozef gaan met al onze noden en behoeften, met onze onrust en onze angsten. Hij is de beschermheilige, die aan alles beantwoordt; door zijn voorspraak valt ons de Goddelijke Voorzienigheid ten deel…

Maar we dienen ons ervoor te hoeden alleen maar met onze aardse noden naar hem toe te gaan. Laten we vooral onze toevlucht tot hem nemen voor de groei van ons inwendig leven, voor onze bevestiging in God. Sint-Jozef is bij uitstek de beschermheilige van het geestelijk leven.

Door de volmaakte ordening van zijn zielenleven komen zijn geestelijke krachten tot volledige ontplooiing.

Het is een ziel van de hoogste aanbidding, van het volmaakste gebed en de meest volledige onderwerping aan de Goddelijke Wil.

Laten wij tot hem gaan om ons te laten doordringen door zijn heilige beschikbaarheid jegens God en zijn vurige liefde tot Maria en Jezus. Laten wij door zijn voorspraak alle zegen en vooral die van geestelijke vruchtbaarheid verkrijgen voor de christelijke gezinnen, de religieuze ordes en voor de gehele Kerk. Vragen we aan Sint-Jozef, Patroon van de Heilige Kerk, om over haar te waken, alsmede over de Heilige Vader en alle herders van de Kerk (Dom Bernardus Maréchaux ).

Wij hebben hier te maken met een Heilige die zich volledig inzet voor de vervulling van een uitzonderlijke opdracht van God, de onvergelijkelijke opdracht de zuiverheid van Maria te bewaren, onze Heer te beschermen en door zijn bewonderenswaardige samenwerking het mysterie, het geheim te verbergen van de Verlossing van het mensdom, een geheim, door niemand gekend met uitzondering van de Allerheiligste Drievuldigheid. Het is in de grootheid van deze opdracht dat de bijzondere en onvergelijkelijke heiligheid van de heilige Jozef wortelt…

Het is duidelijk, dat krachtens deze hoge opdracht deze heilige Aartsvader reeds toen zijn roemrijke eretitel, namelijk Patroon van de universele Kerk, bezat. Inderdaad, de gehele Kerk was toen tegenwoordig bij hem, in de vorm van een reeds vruchtbare kiem, in de mensheid en in het bloed van Jezus Christus; geheel de Kerk was daar in het maagdelijk moederschap van de Allerheiligste Maagd Maria, Moeder van Jezus en Moeder van alle gelovigen die, aan de voet van het kruis, haar kinderen moesten worden in het bloed van haar Zoon Jezus. Onbekend feit voor de lichamelijke ogen, maar hoe zeer openbarend voor die van de geest: de Kerk was reeds tegenwoordig bij de heilige Jozef, toen hij de functie uitoefende van behoeder, van beschermende vader van de Heilige Familie (Pius XI, 21/4/1926).

Zoals u allen geleerd hebt, was Sint-Jozef een zeer heilig man. Dat moest hij wel zijn, daar hij gehuwd was met de Maagd Maria, de zuiverste, de heiligste, de meest verhevene van al Gods schepselen. Bovendien vertrouwde de Eeuwige Vader zijn enige zoon, Jezus Christus, die mens was geworden op aarde aan Sint-Jozefs zorgen toe. Maria was de Moeder van Jezus, de tederste en meest liefdevolle van alle moeders; en ofschoon Jozef niet zijn vader was, beschikte hij jegens Hem door een bijzondere hemelse gave over alle natuurlijke liefde, alle tedere zorgen die een vaderhart maar kan hebben. Met Maria, zijn Echtgenote, deelde hij in alle vreugden en smarten , plannen en angsten van een moeder die haar kind opvoedt. Dag in dag uit waren zijn ogen, thuis en in de schrijnwerkerij, op Jezus gericht; hij beschermde Hem tegen de gevaren van de kindertijd en begeleidde Hem tijdens zijn opgroeien. Door hard werken en met godsvruchtige toewijding voorzag hij in de toenemende behoeften van Moeder en Zoon.

Wat een heerlijk gezinsleven was dat, daarginds in Nazareth! U noemt dit de Heilige Familie, en terecht. In dit huisje vindt u Jezus, heiliger dan iemand zich ooit kan indenken, gekomen om u allen te helpen om heilig te worden en om aangenaam te zijn aan de Vader. U vindt er zijn Moeder, ook ùw gezegende Moeder, en zoals u wel weet was haar ziel, vanaf haar Ontvangenis en alle dagen van haar leven, ronduit wonderbaarlijk en onbeschrijfelijk schoon, als een kostbaar sieraad, waarvan elk facet helder en vrij de oneindige heiligheid van God weerkaatste. Tenslotte was er Jozef, bescheiden, op de achtergrond, maar toch vol gezag over dit Gezin. Hoe heilig moet hij geweest zijn! Onder zijn vaderlijke bescherming en zijn aanhoudende en onvermoeibare bezorgdheid groeide het Kind op tot de man, die later door op het Kruis van Kalvarië te sterven het leven zou schenken aan de mensheid en Die alle mensen tot zich zou trekken door middel van de genade.

Met Hem als Leider zouden ze dan een grote, een zeer grote familie vormen verspreid over de hele wereld. U noemt deze familie de Kerk, de enige, ware, Katholieke Kerk, waarvan u de ledematen bent en dat is uw grootste schat op aarde.

Denkt u ook niet, dat Sint-Jozef, die zoveel ijver aan de dag legde om dit kleine Gezin van Nazareth te beschermen en in zijn noden te voorzien, nu in de Hemel dezelfde liefdevolle vader en beschermer is gebleven van de gehele Kerk, van al haar leden, zoals hij dit op aarde al was voor het Hoofd van de Kerk? Wij horen uw antwoord al: Ja zeker! En zou hij dan de dringende noden van zoveel van haar kinderen niet kennen? Ze hebben hulp nodig voor hun zielen de genade van het berouw, van de volharding, van de nederige en onophoudelijke onderwerping aan Gods Heilige Wil. En Jozef wendt zich tot Jezus, weleer zijn Kind in Nazareth, en terstond dalen de genaden in overvloed neer op de zielen van de mensen. Ook voor hun lichamelijk welzijn hebben de mensen hulp nodig; vaders zijn werkeloos, moeders gaan gebukt onder zware lasten, kinderen ontberen voldoende voedsel en kleding en bij ziekte is er gebrek aan geneesmiddelen. En Jozef wendt zich tot u; ja, naar u keert hij zich! Hij nodigt u uit om deze kinderen, die ook uw jongere broers en zusjes zijn, te helpen en op te beuren. Wij weten dat u hem niet zult teleurstellen! Uw godsvrucht tot hem zal u ertoe aanzetten kleine en ook grote offers te brengen, zodat de grote mensenfamilie, die Jezus in geloof en liefde wil verenigen, zal weten dat Sint-Jozef nog steeds de waakzame en vrijgevige behoeder en beschermer is, die nu handelt door tussenkomst van zijn trouwe vereerders (Pius XII, 19 februari 1958 ).

Deze bescherming moet nog steeds ingeroepen worden en is nog steeds noodzakelijk voor de Kerk, niet alleen om haar te verdedigen tegen de opkomende gevaren, maar ook en vooral om haar te steunen in haar hernieuwde inzet voor de evangelisatie van de wereld en voor de herevangelisatie van die landen en naties waar de godsdienst en het christelijk leven eens zeer bloeiend waren en die nu zwaar op de proef gesteld worden.

(…) Moge de heilige Jozef voor allen een uitzonderlijke meester worden in het dienen van de heilszending van Christus, wat in de Kerk een taak is voor ieder en voor allen: voor echtparen en voor ouders, voor hen die leven van het werk van hun handen of welk ander werk ook, voor degenen, die tot het contemplatieve leven geroepen zijn zowel als voor hen die tot het apostolaat geroepen zijn (Johannes Paulus II, Redemptoris Custos, Nrs 29, 32).

Overweging

De Kerk roept de heilige Jozef aan als patroon met de diepe en hoogst actuele wens, haar eeuwenoud bestaan in de wereld nieuw te laten opbloeien door de waarachtige evangelische deugden, zoals ze in de Heiligen straalden. En de Kerk wenst de heilige Jozef als beschermer, opdat hij, die voor Christus de bescherming van zijn kwetsbare menselijke kindsheid op zich nam, vanuit de hemel zijn beschermende zending voort zou zetten tot leiding en verdediging van het mystiek lichaam van Jezus Christus (Paulus VI).

Sint-Jozef navolgen

Laten we Sint-Jozef, de Beschermer van de Heilige Kerk, vragen om over haar te waken, alsmede over de Heilige Vader en over al onze herders. Aan Sint-Jozef heilige klooster- en priesterroepingen vragen.

GEBED TOT DE HEILIGE JOZEF

Tot U, heilige Jozef, nemen wij onze toevlucht in onze nood en na de hulp van Uw allerheiligste Bruid te hebben ingeroepen, smeken wij met vertrouwen ook Uw bescherming af.

Wij bidden U ootmoedig: zie goedgunstig neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn Bloed heeft verworven, en help ons in onze noden door Uw machtige bijstand.

Dat vragen wij U omwille van de liefde, die U heeft verbonden met de Onbevlekte Maagd en Moeder van God, en omwille van de vaderlijke tederheid, waarmede Gij het Kind Jezus hebt omhelsd.

Zorgzame bewaarder van het Heilig Huisgezin, bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus. Liefdevolle Vader, verwijder van ons alle besmetting van dwaling en zedenbederf. Machtige Beschermer, sta ons vanuit de Hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis. En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered, zo verdedig nu ook de Heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking.

Neem ieder van ons in Uw blijvende bescherming, opdat wij, naar Uw voorbeeld en gesteund door Uw hulp, heilig Leven, zalig sterven, en het eeuwig geluk in de Hemel verkrijgen. Amen (Leo XIII, 1889).

GEBED VOOR DE HEILIGE KERK

Sint-Jozef, voedstervader van het Goddelijk Kind Jezus en daarom beschermheilige van de Heilige Kerk, Zijn mystiek lichaam, wij bidden U, verkrijg door Uw voorspraak de eenheid onder alle christenen in volkomen onderdanigheid aan de Heilige Vader; bescherm alle godgewijden tegen vijandelijke aanvallen en listen; geef ons veel priester- en kloosterroepingen en veel heilige priesters en leken. Amen.

Verhalen

1. Maria van de Voorzienigheid en Sint-Jozef

Een jong meisje, opgevoed in een huis van het Heilig Hart, de Gelukzalige Maria van de Voorzienigheid, gestorven in 1871, werd door God uitverkoren. Al op jeugdige leeftijd vroeg zij zich af: “God is onze Voorzienigheid, hoe kunnen wij Hem toebehoren?” God’s genade gaf haar dit antwoord in: door de schuld van de zielen in het vagevuur af te lossen.

Op 2 november 1853 werd het plan gemaakt een congregatie te stichten die tot voornaamste doel zou hebben door werken, gebed en versterving deze arme zielen te hulp te komen. De heilige pastoor van Ars, vol bewondering voor deze opzet, steunde die zoveel hij kon door dikwijls raad en advies aan de vrome stichteres te geven.

Men beloofde Sint-Jozef dat, dat wanneer het werk vorm zou krijgen, het eerste beeld dat men in het huis van de congregatie zou plaatsen het zijne zou zijn. In dit eerste huis zouden de mensen zich ten volle wijden aan het verlichten van de smarten van de zielen in het vagevuur. Sint-Jozef wachtte zich er wel voor deze belofte te vergeten. De religieuzen konden dank zij de Voorzienigheid een huis in Parijs kopen; en in 1856 kozen zij de naam van ‘Helpsters van de Zielen in het Vagevuur’.

De volgende dag al bracht een postbeambte een beeld van Sint- Jozef, aangeboden door iemand die noch de vrome wens noch de aankoop kende. Zo toonde Sint-Jozef dat hij dit heldhaftige werk, dat middenin de grote stad Parijs een verborgen taak vervult, in bescherming nam.

2. Een waar gebeurd verhaal

In 1696 verwoestte een rampzalige oorlog Duitsland, Spanje, Savoye en Frankrijk. Onder tranen en gebeden smeekte men om vrede.

Op zekere dag werd aan een heilige ziel, die leefde als een engel en daarom ook ‘Maria van de Engelen’ heette en die veel van Sint-Jozef hield, met teder vertrouwen medegedeeld: “God wil, dat de stad Turijn plechtig wordt toegewijd aan de heilige Jozef; door zijn tussenkomst zullen de grote rampen weldra ophouden.”

Maria van de Engelen drong hierop beurtelings aan bij de prinsen, de koning en het volk. Met haar vurig hart moedigde zij de stad aan. Grote menigten bezochten de altaren van Sint-Jozef; er werd met grote overtuiging gebeden in alle kerken. Men riep Sint-Jozef uit tot patroon van het koninkrijk en tot verdediger van de stad. Zijn antwoord liet niet op zich wachten en volgens de belofte aan Maria van de Engelen liep het jaar niet ten einde zonder vrede gebracht te hebben.

3. Een weldaad zonder weerga met de hulp van Sint-Jozef

Shangai 1934

Advokaat Lo Pa Hong, is een overtuigd christen en vader van negen kinderen. Hij is op weg naar huis. De nacht valt in. Toevallig ontwaart hij op de grond een Chinees. Dronken? Toch niet. De sukkelaar is, uitgeput en verlaten, ineengezakt. Lo Pa Hong roept een voorbijlopende koelie en vraagt hem deze sukkelaar naar het dichtsbijgelegen hospitaal te brengen voor verzorging. De man weigert echter, laat zijn vracht achter en verdwijnt in de duisternis. De barmhartige Samaritaan neemt dan zelf de zieke op zijn schouders en draagt hem mee naar zijn eigen woning. Daar verzorgt hij hemzelf tot hij genezen is.

Die nacht kan Lo Pa Hong de slaap niet vatten. Steeds houdt een gedachte hem voortdurend bezig. Kon ik maar een klein hospitaal bouwen voor een veertigtal bedden. Dan kan ik toch enkelen van al die vele sukkelaars redden!

Hij weet ergens een verlaten kerkhof te liggen. Nu is het een vuilnisbelt. Daar laten, bij ’t vallen van de avond, harteloze vrouwen hun pasgeboren kinderen achter. Dezen worden dan ’s nachts door verwildere honden uiteengerukt en opgevreten. Lo Pa Hong kan het terrein van de stad kopen. Uit dankbaarheid voor het projekt schenkt het bestuur hem de stenen van een afgebroken stadsmuur.

Nauwelijks is Lo Pa Hong met de eerste fase van de bouwwerken begonnen, of hij moet er reeds mee ophouden wegens geldgebrek. Hij heeft nog amper 150 mark over. Wat nu te doen? Hij koopt een beeld van Sint-Jozef. Dat plaatst hij midden op het bouwterrein. Daarna wendt hij zich biddend tot die grote Heilige. Lieve heilige Jozef, smeekt hij, als gij wilt dat hier een tehuis van naastenliefde en barmhartigheid wordt opgetrokken, wil me dan a.u.b. bijstaan! Ik heb niets meer!”

Dan gaat de kranige man op bedeltocht. Zal hij harten kunnen bezielen voor zijn werk en handen vrijgevig kunnen openen? En waarlijk, Sint-Jozef schijnt hem te vergezellen op zijn bedeltochten! Lo Pa Hong ontvangt zoveel giften, dat hij zijn eerste bouwproject kan voltooien. Maar dat is nog niet alles! Hij laat nog zestien andere grote bouwwerken optrekken, waaronder verschillende hospitalen, een weeshuis voor vondelingetjes, een opvangcentrum voor gevallen vrouwen, een tehuis voor blinden, een ander voor gehandicapten en minder-validen, een beroepsschool voor meisjes en een school voor kunst en ambacht. Bovendien bouwt hij nog 33 kerken en kapellen in de omgeving! Dat alles samen is nu een kleine stad geworden, een bekroning van de Naastenliefde. In vijf maanden tijd doopte Lo Pa Hong wel 200 mensen. Enkelen daarvan, ter dood veroordeelden, kan hij nog dopen juist vóór hun terechtstelling.

Lo Pa Hong nam vaak het woord; hij heeft gebedeld. Hij heeft gebeden en zichzelf voor alles opgeofferd tot aan zijn dood toe, op dertig december 1937. Hij was 64 jaar, martelaar van de christelijke naastenliefde; twee huurmoordenaars brachten hem om het leven.

Deze man was waarlijk een heilige van onze tijd. Met de hulp van de heilige Jozef heeft hij daden van naastenliefde verricht die hun weerga niet kennen. Niemand heeft groter liefde dan hij die zijn leven geeft voor de zijnen (Jo. 15, 13).
( A. M. WEIGL in: “Sint-Jozef, wij danken U”)

4. Vreemdeling, wil je me antwoorden?

De Steijler missionaris P. Götsch en Broeder Gervasius beleefden in China iets dat ieder verstandelijk begrip te boven gaat. Broeder Gervasius, die de ontdekkingsreiziger Dr. Filcher eens door Tibet naar India begeleid heeft, vertelde deze belevenis, die naar een gebied voert, dat erg mysterieus is.

Op zekere dag begeleidde hij de pater van Katotai naar een ernstig zieke man in het Zuid- of Richthofergebergte. Na een driedaagse rit van meer dan tweehonderd kilometer bereikten ze hun doel. De zieke was echter reeds gestorven.

Bedrukt vingen de missionarissen de terugreis aan. Ze hadden ongeveer de helft van de bergrit achter zich, toen een jongen hun langs de weg stond op te wachten en vroeg om naar zijn moeder te komen. De jongen voerde hen tien tot vijftien kilometer van de weg af naar een kleine nederzetting. In een lemen hut wachtte de stervende vrouw en stelde hun onmiddellijk eigenaardige vragen :
– Vreemdeling, wil je in volle waarheid op mijn vragen antwoorden?
– Maar zeker, Moedertje.
– Bestaat er een God, waarin drie Personen zijn? Bestaat er in het andere leven een oord van vreugde voor de goeden en een oord van verschrikking voor de kwaden? Is het juist, dat God op deze aarde gekomen is, om voor de mensen te sterven en hen dat oord van vreugde open te stellen? Vreemdeling, is dat alles waar?

De priester bevestigde alles ten hoogste verbaasd. Van waar toch had de zieke al deze kennis?

“Goed, je hebt water bij je, ging de zieke voort, wel, was mij dan, opdat ik in het oord van vreugde zou mogen binnentreden!” Hoe wist zij, dat de Pater doopwater bij zich had? De beslistheid van de zieke had tegelijk iets kinderlijks en iets superieurs. Pater Götsch onderrichtte haar kort en doopte haar. Toen riep de zieke vol vreugde: “Je hebt ook nog brood bij je, maar het is geen gewoon brood, het is Brood van God zelf. Geef me ook daarvan!” De priester droeg inderdaad ook het Allerheiligste op de borst. De stervende wist dat ook. Hij reikte haar de Heilige Communie en zalfde haar ook nog met het Heilig Oliesel. Dan zei hij:

– Tot hiertoe heb jij vragen gesteld, nu stel ik je enkele vragen. Vanwaar ken je de waarheden van het geloof? Ben je vroeger in aanraking gekomen met katholieken of evangelische christenen?
– Neen, vreemdeling.
– Heb je misschien christelijke boeken gelezen?
– Ik kan niet lezen, vreemdeling, en zou ook niet weten waar er zulke boeken zijn.
– Maar vanwaar heb je dan je geloofskennis?
– Ik heb enkel gedacht dat het zo moest zijn en ik heb jaren lang volgens deze overtuiging geleefd. Ook mijn kinderen heb ik in die zin onderwezen en je kan ze allen dopen.
– Wist je dan, dat wij hier voorbijkwamen?
– Zeker, ik had een droom en zag een oudere man. Die zei mij dat ik mijn zoon naar de grote weg moest sturen en de vreemdelingen roepen. Ze zouden mij wassen voor het oord van vreugde na de dood.

De missionarissen waren diep geroerd. Het gelaat van de zieke was in het aangezicht van de dood zo sereen, dat er geen plaats voor twijfel overbleef. Bij het afscheid schonken ze haar een prentje van Sint-Jozef, de Patroon van de stervenden. Toen was de zieke buiten zichzelf van vreugde. “Die ken ik! Die heeft me reeds bezocht! Hij was reeds vaker bij mij en daarom liet ik mijn zoon naar de grote weg gaan om jullie te roepen.”

Was hij in een droom of in werkelijkheid bij haar geweest? Ze wist het niet en het was ook niet belangrijk voor haar. Belangrijk was, wat zij door hem had mogen beleven.

De missionarissen hadden veel om over na te denken. Zoals ze later hoorden, stierf de vrouw nog dezelfde nacht (Ludwig Lenzen).