Eenendertigste dag – Epiloog

EENENDERTIGSTE DAG

Epiloog

God gaat altijd op de volgende wijze te werk: de grootheid van zijn uitverkorenen komt pas in het verborgene goed tot zijn recht. Zowel dag als uur om deze grootheid aan de wereld te openbaren, behoudt Hij zich zelf voor… Hoe meer de Kerk in de tijd voortschrijdt, des te meer nadert dit uur voor Sint-Jozef. Zijn glorie wordt gemeten aan zijn nederigheid, daarmee is alles gezegd… Het zijn de noden zelf van de Kerk die haar ertoe zullen brengen hem te ontdekken, wanneer zij toevlucht neemt tot haar beschermer, onder de ingeving van de Heilige Geest en van de Heilige Maagd Maria (Pater Jozef van de Heilige Maria).

Wat zal ik hier zeggen over deze mens die samen met Christus verborgen leefde? Waar zal ik het licht vinden, dat sterk genoeg is om de duisternis te doordringen die het leven van Jozef versluiert? En hoe vind ik de moed om aan het daglicht te brengen wat de Heilige Schrift heeft toegedekt door dat eeuwig mysterieuze stilzwijgen? Als het een raadsbesluit van de Hemelse Vader was, dat Zijn Zoon en Sint-Jozef verborgen bleven voor de wereld, laat ons dan veeleer de geheimen van Zijn Voorzienigheid aanbidden en ze niet proberen te doorgronden. Laten we over het verborgen leven van Jozef mediteren en er niet diepgaand over discussiëren. Toch moet erover gesproken worden, want voor het heil van de zielen, zal de bezinning over zulk een mooi onderwerp toch zeer nuttig zijn. Al heb ik er immers niets over te zeggen, toch kan ik vermelden dat Jozef de eer te beurt viel om alle dagen met Jezus op te trekken om samen met Maria in Gods genade te mogen delen en om toch op de achtergrond te blijven, door alle heilsdaden en deugden aan niemand bekend te maken. Wellicht kunnen wij van zulk een mooi voorbeeld leren dat je groot kunt worden in Gods ogen zonder uiterlijke glans, zalig kunt worden zonder luidruchtig te zijn en dat je in de ware glorie kunt binnentreden zonder te steunen op roem, maar slechts door het getuigenis van een goed geweten.

Willen we echter terdege de grootheid en de waardigheid van het verborgen leven van Jozef begrijpen, dan moeten we teruggaan naar de grondslag ervan en vóór alles de eindeloze verscheidenheid bewonderen van Gods raadsbesluiten in de verschillende roepingen. Onder alle roepingen bemerk ik er twee in de Heilige Schrift die paradoxaal lijken: ik heb ’t nu over de roeping van de Apostelen, en over die van Sint-Jozef. Jezus openbaarde zich aan de Apostelen; Jezus werd geopenbaard aan Jozef, maar onder geheel verschillende voorwaarden. Hij openbaarde zich aan de Apostelen, opdat zij Hem aan de gehele wereld bekend zouden maken; Hij werd aan Jozef geopenbaard, opdat hij over Hem zou zwijgen. De Apostelen zijn als het ware echter lichtbakens die Jezus aan de wereld tonen. Jozef is daarentegen een soort van sluier die Hem moet verbergen. En onder die geheime sluier blijft de maagdelijkheid van Maria en de grootheid van de Zaligmaker verborgen. Zo lezen we dan ook in de Heilige Schrift, om de Heer te minachten: Is Hij niet de zoon van Jozef? Vandaar dat Jezus voor de Apostelen iemand is die verkondigd moet worden : Praedicate verbum Evangelii hujus – Verkondig het woord van dit Evangelie. Terwijl Jezus voor Sint-Jozef iemand is die verborgen moet blijven, ‘Verbum absconditum’, en niet ontsluierd mag worden. Wat zijn de gevolgen? De heilige Apostelen verkondigden met heel veel kracht het Evangelie en wel zo dat hun getuigenis tot in de Hemel weerklonk. Sint-Paulus durft zelfs in één van zijn Brieven zover te gaan, door te stellen dat de raadsbesluiten van God via de ‘Kerk-op- aarde’ aan de hemelmachten is verkondigd. En met ‘Kerk-op-aarde’ bedoelt hij alle heilsverkondigers en kerkleraren. Wanneer daarentegen Sint-Jozef over de wonderen van Jezus hoort, luistert hij, bewondert Hem en zwijgt over alles.

Laten wij daarom dit verborgen teruggetrokken leven van Jezus en Jozef bewonderen. Waarom is het belangrijk dat de mensen ons zien? Dwaze verlangens voedt hij of zij, die niet aan God genoeg heeft. De Heer ziet iedereen! Men doet God onrecht aan wanneer Hij uit ieders leven buitengesloten wordt. Wanneer wij een belangrijk ambt moeten vervullen of gewichtige bezigheden hebben, laten we dan nooit vergeten dat er een dag zal komen dat elke mens komt te sterven en voor Gods Rechterstoel zal moeten verschijnen: alleen de liefde zal hem of haar begeleiden. Leef rustiger mens en luister naar de woorden van Gods Zoon! Hij zegt niet: “Zalig degenen, die men looft…”, maar Hij zegt in Zijn Evangelie: Zalig zijt gij wanneer men u beschimpt om Mijnentwil! (Mat. 5, 11) ( Bossuet).

HYMNE TOT SINT-JOZEF

1. Jozef, Uw bewonderenswaardig leven
Verliep in alle nederigheid;
Maar Gij hebt de schoonheid van
Jezus en Maria mogen aanschouwen.

2. Meer dan eens heeft Gods Zoon
Zich vol geluk onderworpen aan
Uw gezag en mogen rusten
Aan Uw hart.

3. Evenals Gij dienen ook wij
Jezus en Maria in stilte
Ons enig streven is hun vreugde te bereiden
Méér verlangen wij niet.

4. Onze Moeder, de heilige Theresia,
Stelde steeds haar vertrouwen in U;
Zij verzekert ons, dat Gij haar beden
Altijd onverwijld hebt verhoord.

5. Wij koesteren de zoete hoop,
Dat wij, na deze beproeving,
U, Sint-Jozef, zullen mogen aanschouwen
Bij de verheerlijkte Maagd Maria.

6. Dan zal ons Uw levensverhaal worden geopenbaard,
Dat de vergankelijke wereld niet kent;
Wij zullen Uw glorie ontdekken
En deze bezingen in de Hemel.

DE GETROUWE:

Grote Heilige, God heeft slechts U gevonden
Die waardig waart de Echtgenoot te zijn
Van zijn wonderbare Moeder;
Echtgenoot van de Koningin des Hemels,
Dit voorrecht is wonderbaar
De getuige van haar heiligheid,
De bewaker van haar zuiverheid,
O weergaloze glorie!

De Eeuwige Vader heeft U genomen
Om hierbeneden zijn Zoon te voeden,
Om zijn plaatsvervanger te zijn.
Gij hebt op de borst gedragen
Degene die alles in zijn hand houdt.
Door een heel bijzondere opdracht
Zijt Gij de voedstervader geweest
Van Uw eigen Vader.

Wie zou hem gezien hebben
terwijl hij U liefkoosde
U toelachte en U omhelsde
In een ongemeen grote liefde!
Zijn glimlachen doorboorde Uw hart
En vulde het met zachtheid.
Gans doorgloeid door zijn liefde
Zegde Gij hem op Uw beurt:
“Mijn lieve Zoon, ik bemin U.”

Als drie woorden van Maria door hun kracht
Sint-Johannes en zijn moeder
Hebben kunnen heiligen,
Wat zullen bij U niet verwekt hebben
Haar gesprekken, zo heilig en zo zacht!
Haar woord bracht U in verrukking,
Haar tegenwoordigheid vervulde U
Met genade en licht.

Nooit bidt men U tevergeefs
Uw invloed is oppermachtig,
Zoals Teresia verzekert.
Uw Zoon is roemrijk God,
Uw Echtgenote is Koningin des Hemels,
Al biddend beveelt U hen,
Alles wordt volbracht als U het vraagt.
O macht zonder maat!

SlNT-JOZEF:

Tracht in alles de laatste te zijn,
U te verbergen en te verblijden
In Jezus en Maria!
Zoekt datgene wat de wereld vlucht,
En ontvlucht alles wat zij najaagt.
Richt U alleen naar het geloof,
Teneinde gelukkig te zijn met mij
In de navolging van mijn leven.

( Lofzangen van de H. Louis de Montfort: “Ter ere van de heilige Jozef, Echtgenoot van Maria”)

Sint-Jozef na volgen

Laten we aan Sint-Jozef, die de luister van het gezin is, vragen, dat de her-evangelisatie overal gestalte mag krijgen, zowel in de gezinnen als in de maatschappij.

OPDRACHT AAN DE HEILIGE JOZEF

Grote heilige Jozef, ik kies U heden voor geheel mijn leven tot mijn bijzondere patroon, meester, leidsman en bestuurder van mijn ziel en lichaam, van mijn gedachten, woorden en werken, begeerten en genegenheden, van alles, wat ik heb en bezit, van mijn leven en sterven, en ik neem mij vast voor, U nooit ontrouw te worden, maar Uw heilige naam te verheffen en Uw eer te bevorderen, zoveel het mij mogelijk zal wezen. Ik bid U vurig, mij als Uw dienaar (dienares) aan te nemen. Help mij in al mijn werken en verlaat mij niet in mijn stervensuur. Amen.

Verhalen

1. Hoe Sepp de fluitspeler de weg naar huis vond

(‘Sepp’ is een afkorting van ‘Giuseppe’, Italiaans voor Jozef)

Onze kapelaan is een vrome vriend van Sint-Jozef…

“Mijnheer kapelaan, ik zou u een bezoek aan Sepp afraden. Hij is een eigenaardig mens; een biechtbriefje kent hij niet en hij wijst u beslist de deur”. Dat zei de pastoor tegen zijn kapelaan, die zich klaarmaakte om rond Pasen op huisbezoek te gaan en na deze woorden Sepp de fluitspeler ook wilde mijden.

Alleen, hij vergiste zich van deur en liep pardoes bij Sepp binnen. Hij zag een oude man met een pijp in zijn mond, zijn bril ver van voren op zijn neus geschoven, de krant voor zich op tafel uitgespreid.

De stemming van de geestelijke werd er niet beter op toen hij de vraag hoorde:
– Wat komt u doen bij mij?
– U bezoeken om te zien hoe het met u gaat.
– Ik heb geen biechtbriefje.
– Dat weet ik, maar ik ben blij als u mij niet wegstuurt.
– En als ik dat nu wél doe, wat zou u dan doen?
– Morgen terugkomen.

Sepp verbaasde zich en lachte luid:

– U bent me een mooie!
– Ja, dat hebben er mij wel meer gezegd.

Toen kwam van het ene woord het andere en eer zij erop bedacht waren, waren zij in een levendig gesprek verwikkeld.

– Bent u van rijke afkomst?, vroeg Sepp.
– Wie zegt dat dan?
– De mensen.
– Ja, de mensen hebben gelijk. Mijn ouders hadden tien kinderen; dat is een grote rijkdom. Overigens, vader is al een jaar voor ik mijn eerste Mis opdroeg overleden.
– Zo gaat dat, meende Sepp nadenkend, maar moeder leeft nog?
– Ja, moeder leeft nog.
– Dan moet u God dankbaar zijn dat u uw moeder nog heeft! Als mijn moeder niet was gestorven, toen ik pas veertien jaar oud was, dan zou veel bij mij anders gelopen zijn.

Nu begon Sepp te vertellen. Voor de jonge priester ontvouwde zich een leven vol dwaalwegen en dieptepunten, vol nood en ontbering, vol huichelarij en ongerechtigheid van medemensen; een leven ook, vol schuld en zonde. Het was al donker toen de priester het verlossende woord sprak:
– Sepp, dat was een grondige biecht! Kom, kniel neer voor God! In Zijn naam spreek ik je vrij van al je zonden.
– Hoe komt u erbij, weerde Sepp af, dat was toch geen biecht!
– Maar natuurlijk, Sepp, dat was een goede, wonderbaarlijke biecht!
En berouw heb je ook, Sepp, want ik ben ervan overtuigd dat je, als je uw leven nog éénmaal zou kunnen overdoen, om Gods Wil anders zou leven!
– Natuurlijk, natuurlijk, totaal anders, helemaal anders zou het worden!, meende Sepp en zijn ogen werden vochtig.
– Nou, vooruit Sepp, verweer je er niet langer tegen! God zoekt je!
– Nee, nee, niet hier! Ik kom morgen wel naar de kerk.
– Hoe laat mag ik je verwachten? Ik ben er om zes uur.

De andere dag om zes uur was Sepp er ook. Toen de priester naar de biechtstoel kwam zei Sepp: “Het liefst zou ik in de sacristie biechten en wil ik net zo tegenover u zitten als gisteren bij mij thuis.”

En zo gebeurde het. Hete tranen liepen Sepp over zijn doorgroefde wangen, toen de priester hem daarna diep ontroerd de absolutie gaf.

Het was een wonderlijk gezicht voor de mensen, die naar de Mis kwamen Sepp in een kerkbank te zien knielen! Sepp, de fluitspeler, op een werkdag in de kerk… hij ging zelfs te communie! Sepp de fluitspeler, die men sinds mensenheugenis nooit binnen de muren van de kerk had gezien. De goede heilige Jozef heeft hem in de persoon van de ijverige kapelaan naar huis geleid. Het was een grote, zeer grote genade. Hoezeer ontroerd was dan ook iedereen, toen Sepp de volgende ochtend dood in bed werd gevonden. Een hartinfarct had zijn leven een snel einde bereid (H. W. Hoofddocent gymnasium).

2. Een badkamer met blauwe aardewerktegels

Niets is onmogelijk voor de heilige Jozef. Het behaagt hem evenwel zijn trouwe volgelingen te beproeven, om te zien hoever hun dapperheid en volharding gaan bij hun smeekbeden. Hier volgt een brief, die ons dit beter zal doen aanvoelen.

Juni 1992

Dank U, o goede Sint-Jozef! Reeds zeer lang zocht ik een ruimer huis… De eerste april was ik verplicht het huis waar ik woonde te verlaten. Op de morgen van 30 maart had ik nog niets in zicht! Ik vreesde met mijn kind op straat gezet te worden. In mijn gebed had ik gevraagd om een andere woning te bekomen met twee slaapkamers, een woonkamer, een keuken, een tuin en een badkamer met, indien mogelijk, blauwe aardewerktegels.

De avond van 30 maart word ik plotseling verwittigd, dat er mensen aan het verhuizen zijn uit een woning gelegen in het centrum van de stad. Vlug ga ik erheen om te kijken. Ik geloofde er niet erg in…

En nochtans, ik was de eerste die zich aanmeldde om het huis te huren. Ik bekeek het hele huis met de eigenaars. Alles beviel mij: een ruime eetkamer, de keuken, drie slaapkamers en een tuin. Maar ik had de badkamer nog niet gezien : daar wachtte mij de grootste verrassing: ze was volledig bezet met blauwe aardewerktegels.

Dank U, heilige Jozef! Ik vind deze fijne attentie heerlijk! En er zal zeker een plaats voorbehouden worden voor een beeld van de heilige Jozef in mijn nieuwe woning. Ik zal verder tot U bidden en dit voorval nooit vergeten! (“Gaat tot Jozef”)

3. Waarom ik de heilige Jozef eer

Komend van de Drachenfels, neem ik plaats in een lege coupé van de sneltrein naar Frankfurt. Op het moment van vertrek, vliegt de deur van de coupé met een smak open en een reiziger wringt zich snel naar binnen. Hij snakt nog naar adem en luidop zuchtend zegt hij: “Ik heb nog geluk gehad” en ploft neer op de zitbank. Ik meen die stem te herkennen en draai mijn hoofd in zijn richting. Onze blikken kruisen elkaar een ogenblik en we barsten in lachen uit:

– Hé Frits, ben jij het?
– Inderdaad, ik ben het.
– Nou, ik ben blij de trein nog gehaald te hebben. Ga jij ook naar Frankfurt?
– Nee Georges, ik moet naar B.
– Wat ga je daar doen?
– Bidden. Een belofte vervullen. Sint-Jozef vereren.
– Sint-Jozef?, vraagt mijn vriend verwonderd op een toon die blijk geeft dat dit type gesprek hem nauwelijks aanstaat.
– Ja, Sint-Jozef, zeg ik met een vriendelijke glimlach. Weet je niet meer dat we vroeger samen tot Sint-Jozef gingen bidden?
-Ja ja, vroeger. Maar laten we daarover maar zwijgen.
– Denk je dan dat het bidden je kan schaden? Of zou het een verstandig mens on waardig zijn?

Georges, in verwarring gebracht, bekent dan :
– God, daar geloof ik nog in, maar zwijg me van al die Heiligen!
– Wat hebben ze je dan wel misdaan?
– Doe niet zo kinderachtig, Frits. Ik zie het nut er niet van in.
– Georges, de Heer bedient zich van hen tot Zijn meerdere eer en glorie.
– En in welk opzicht kunnen zij ons dan wel helpen?
– Ik raad je ten sterkste aan hen met vertrouwen aan te roepen als je ooit in levensgevaar bent. Beste vriend, de laatste tijd heb ik de dood dicht in de ogen gezien. Sindsdien was het afgelopen met iedere spotternij. Luister maar naar mijn verhaal:

Op zekere dag schrijft de dokter me een kuur voor in B.

Het ligt in een vallei, niet ver van de Rijn, en is aan alle kanten omringd door heuvels vol steengroeven. Heel de omgeving is wonderschoon. En de zuivere lucht is heilzaam voor de zenuwen.

Omdat ik de omgeving wil leren kennen vraag ik mijn gastheer me de weg te wijzen naar Mondburg. Voorzien van een kaart ga ik op pad. Na een bezoek aan de ruïnes kies ik voor de terugweg een schaduwrijk pad. Deze weg leidt me echter in de tegenovergestelde richting. Pas na een uur wandelen bemerk ik mijn vergissing. Met de kaart in de hand begeef ik me langzaam in oostelijke richting, waar B. zou moeten liggen. Bij het vallen van de avond kom ik op een plateau, dat me bekend voorkomt. Aan de rand staat een kapelletje met daarin een beeld van Sint-Jozef. Een bank nodigt me uit om even te rusten. Vermoeid van de tocht ga ik zitten. Aan het firmament zie ik de eerste sterretjes flikkeren. Ik denk bij mezelf: stel je voor dat de nacht je midden in het bos had overvallen!

Op dat ogenblik herinner ik mij de waarschuwing van mijn gastheer: “Pas goed op voor de verlaten steengroeven!” Op datzelfde ogenblik denk ik aan bidden. Ik, bidden? Ja, mijn beste vriend. Destijds leek het gebed me overbodig en minderwaardig. Bidden vraagt nederigheid waar mijn persoonlijke trots niets van wilde weten. Desondanks knielde ik neer. Het lijkt of ik mijn moeder zie, die me Sint-Jozef wijst. Ik begin te bidden, iets wat ik al jaren had verleerd.

Daarna vervolg ik mijn weg. Op een kruispunt sla ik links af. Het zicht wordt nog slechter door een in de avondschemering opkomende mist. Tot mijn grote vreugde bemerk ik eensklaps dat ik niet alleen ben! Een man op leeftijd, met een witte baard en lange mantel, vervolgt moeizaam zijn weg. “Je hebt wel geluk, denk ik bij mezelf, die man haalt je uit de puree.” En zie, daar verlaat hij de weg en ook het pad, dat langs een steile helling loopt en uitkomt op de weg naar B. Ik volg mijn gids. Maar opeens verdwijnt hij uit mijn gezicht.

“Vreemd!”, murmelt mijn gastheer als ik hem mijn wedervaren vertel. “Ik ken niemand in de omgeving die op die man lijkt.” Beste Georges, de volgende dag heb ik staan beven over heel mijn lichaam. Samen met mijn gastheer heb ik dezelfde route van de dag ervoor opnieuw gemaakt. Stel je voor, het pad waarop ik liep eindigde boven op een groeve bij een steile afgrond! In het voorbijgaan van het kapelletje kom ik tot de ontdekking dat mijn gids van gisteravond hetzelfde uiterlijk had, dezelfde baard en ook dezelfde mantel als Sint- Jozef in het kapelletje.

Jazeker, Sint-Jozef heeft me gered van een gewisse dood. En om mijn erkentelijkheid te betuigen ga ik elk jaar op bedevaart naar het kapelletje van Sint-Jozef.

4. Bereid u voor!

Het gebeurde in Opper-Beieren: het was reeds donker, de klanken van de avondklok waren reeds lang uitgestorven, toen de weduwnaar Jozef Brunner nog voor zijn eenvoudig huisje stond en zijn blik in de verte liet dwalen in de richting waar de zon was ondergegaan. Moe leunde hij tegen de muur en zijn hand steunde op de bijl, waarmee hij gedurende de dag hout gekapt had. Hij was in gedachten verzonken en keek derhalve ietwat afwezig naar de man die op hem toekwam.

“Bereid u voor!, sprak de oude man, die nu dicht bij Jozef Brunner stond. Het is tijd! Bereid u voor!” Brunner schrok. De grijsaard ging verder, langzaam zoals hij gekomen was en verdween in de schemering.

“Wie is dat?, was de eerste vraag die Brunner zich stelde, wie was deze mysterieuze man met die vriendelijke gelaatsuitdrukking?” Hoofdschuddend stond hij voor zijn huis. “Hij komt me bekend voor… Waar heb ik hem eerder gezien? Waar?”

Zoals steeds, als hij raad zocht, keek hij op naar het Sint-Jozefsbeeld in zijn kamer. Toen schrok hij: “Dat… Dat was HIJ! De heilige Jozef!” Brunner had hem herkend… “Onmogelijk, onmogelijk!”

Half twijfelend, half huiverend legde Jozef Brunner zich te rusten, want zijn hart was vol twijfel en vrees. Rusteloos woelde hij in zijn bed tot hij uiteindelijk opsprong en zijn huis verliet…

Nog in de late uren trok er iemand aan de bel van de pastorie en vroeg om binnengelaten te worden. Verrast blikte de pastoor in het gelaat van de late bezoeker:

– Jozef, ben jij het? Wat is er gaande?
– Eerwaarde, ik wil biechten!
– Zo laat nog? Voel je je ziek?

Jozef Brunner vertelde de mysterieuze belevenis en hij liet het zich door niets uit het hoofd praten dat Sint-Jozef bij hem geweest was en hem gewaarschuwd had. Hij wilde biechten en hij deed het. Dankbaar reikte hij de priester de hand, die nog steeds een beetje ongelovig was ten opzichte van dit verhaal.

– Ben je een vurig vereerder van Sint-Jozef?
– Jazeker, vanaf mijn prilste jeugd heb ik tot hem gebeden om een goede dood en ik geloof nu vast dat mijn uur gekomen is!

“Merkwaardig”, sprak de pastoor tot zichzelf, toen hij in zijn kamer terugkeerde.

Jozef Brunner echter ging met een licht gemoed naar huis; hij wist nu toch dat zijn patroon hem niet verlaten had.

Na een onrustige nacht trok de priester ’s morgens vroeg naar de kerk om de Heilige Mis te lezen. Dan was zijn eerste gedachte voor Jozef Brunner en hij ging erheen om eens te kijken. Deze lag rustig in zijn bed, een glimlach op de bleke lippen en met wasbleek gelaat. Hij was dood… “Geef hem de eeuwige rust, Heer!, bad de priester, hij was steeds Uw trouwe dienaar!”

5. Het gebed van de kinderen heeft de vader gered

De kranten hadden weer eens hun sensatie: “Vertwijfelde familievader schiet op de moeder van zijn kinderen en jaagt zich dan zelf een kogel door het hoofd”. In vette koppen vermeldden ze dat. Dan volgde het politiebericht, hoe het zover gekomen was.

De vader die altijd een vrome, godsdienstige man was geweest, werd door de trouweloosheid van zijn vrouw tot het uiterste gedreven. Toen hij de moeder van zijn kinderen op echtbreuk betrapte, wist hij niet meer wat hij deed. Hij schoot op zijn vrouw, verwonde haar echter maar licht en joeg zich dan zelf een kogel door het hoofd. De kogel bleef in het hoofd steken. Bewusteloos lag hij in het ziekenhuis.

De op sensatie beluste lezers lazen het bii de koffie met een licht afgrijzen, of met medevoelen, om dan naar het volgende artikel over te gaan.: “Welk een macht kon de pers toch hebben, als iedere lezer bij zulk een bericht zijn gebed naar de Hemel zou willen zenden!”

De treurende kinderen, die nu alleen stonden wendden zich om hulp tot de heilige Jozef, omdat hun vader ook Jozef heette. Ze baden vurig. Ook de familieleden hielden een novene om de redding van de ziel van de gewonde man, die al acht dagen bewusteloos lag en met de dood streed.

Eindelijk, op de vooravond van het feest van Sint-Jozef, kwam hij weer bij bewustzijn en verwijlde lang in diep nadenken. Toen liet hij de aalmoezenier van de kliniek komen. Hij berouwde zijn daad en bad openlijk om vergiffenis. Rouwmoedig biechtte hij en ontving de volgende dag de Heilige Communie.

Allen zeiden : “Hier heeft Sint-Jozef geholpen!”

Tegen de prognose van de dokters in werd hij weer gezond, nadat men de hoofdoperatie met succes had kunnen uitvoeren.

Het gebed van de arme kinderen had hem gered. Het gebed van de kinderen verkreeg tenslotte ook dat de ontrouwe moeder naar een betere christelijke levensopvatting terugkwam.

Met hen dankt heel bijzonder ook de zielzorger voor deze wending.