ELFDE DAG
Nederigheid en Maagdelijkheid
Zoals de heilige Jozef er zorg voor droeg zijn deugden verborgen te houden onder de hoede van de zeer heilige nederigheid, zo had hij eveneens een zeer bijzondere zorg om de kostbare parel van zijn maagdelijkheid schuil te houden; het is daarom dat hij erin toestemde te huwen, om niemand zijn levenswijze te doen vermoeden en onder de heilige sluier van het huwelijk een meer verborgen leven te kunnen leiden.
Hierdoor worden de maagden en al degenen die kuis willen leven erop gewezen dat het niet voldoende is maagdelijk te zijn, als ze zich niet in alle eenvoud gedragen en hun zuiverheid niet verborgen houden in het waardevolle kistje van de nederigheid; anders zullen zij hetzelfde lot ondergaan als dat van de dwaze maagden die, bij gebrek aan nederigheid en barmhartige liefde, verjaagd werden van het bruiloftsfeest van de Bruidegom en zo noodgedwongen terecht kwamen op het werelds trouwfeest, waar men de raad niet volgt van de hemelse Bruidegom, die zegt dat men nederig moet zijn om ter bruiloft te worden toegelaten, waarmee bedoeld wordt dat men de nederigheid in praktijk moet brengen: “Want, zegt Hij, als men naar een bruiloft gaat, of men wordt uitgenodigd op een bruiloft, neem dan de laatste plaats in”.
Daaruit blijkt hoe noodzakelijk het is nederig te zijn om de maagdelijkheid te bewaren, want zonder twijfel zal niemand deelnemen aan het hemels feestmaal en bruiloftsfestijn die God bereid heeft voor de maagden in het hemels verblijf, tenzij vergezeld van deze deugd.
De kostbaarheden en vooral de welriekende zalven worden niet aan alle winden blootgesteld, want niet alleen zou de geur ervan verdampen maar ze zouden bedorven worden door de vliegen, zodat ze hun prijs en hun waarde zouden verliezen. Zo is het ook met de rechtvaardige zielen die, uit vrees de waarden van hun goede werken te verliezen, deze opbergen in een kistje, maar niet zo maar in een alledaags kistje, maar zoals met kostbare zalven, in een albasten kruik (een zoals de H. Magdalena bij zich had om de zalven op het gewijde hoofd van onze Heer uit te gieten of te ledigen).
Deze albasten kruik of kistje is dus de nederigheid waarin wij, naar het voorbeeld van Onze-Lieve-Vrouw en de heilige Jozef, onze deugden moeten bewaren en er alles in opbergen waarvoor wij achting en waardering zouden kunnen oogsten in de ogen van de mensen, ons tevreden stellend aan God te behagen en te leven onder de heilige sluier van de zelfvernedering, in afwachting dat God ons komt weghalen naar het veilig oord dat de glorie is, en Hijzelf onze deugden doet uitschijnen tot zijn eer en glorie.
Kunnen wij bevatten in welke mate de heilige Jozef de maagdelijkheid beleefde, die een deugd is die ons op de Engelen doet gelijken, als de Heilige Maagd niet alleen zeer zuivere maagd was en geheel rein, maar bovendien de Maagdelijkheid zelf was? Kunnen wij ons indenken in welke mate degene die door de eeuwige Vader uitgekozen werd als de behoeder van haar maagdelijkheid, of om het beter uit te drukken, als metgezel uitverkoren werd, – aangezien het niet nodig was haar te beschermen, daar ze dit uit zichzelf wel kon – in welke mate, zeg ik, hij voortreffelijk in deze deugd moet zijn geweest?
Zij hadden beide gelofte afgelegd om hun maagdelijkheid levenslang te bewaren, en nu wil God dat zij verenigd zouden zijn door de band van een heilig huwelijk, niet om hen afstand te laten doen of spijt te doen hebben van hun gedane gelofte, maar om deze in hen opnieuw te bevestigen en hen onderling te laten sterken om te volharden in hun heilige onderneming; daarom leefden ze samen in maagdelijkheid geheel de rest van hun leven.
Wat is die glorierijke heilige Jozef anders dan een machtige beveiliging die boven Onze-Lieve-Vrouw werd aangesteld, want als Echtgenote was zij hem onderdanig en omringde hij haar met veel zorg! Dus verre van het feit dat Jozef boven Onze-Lieve-Vrouw werd aangesteld om haar af te brengen van haar gelofte van maagdelijkheid, werd hij haar als metgezel gegeven, en opdat de zuiverheid van Onze-Lieve-Vrouw des te bewonderenswaardiger zou kunnen volharden in haar ongeschondenheid onder de sluier en de geborgenheid van het heilig huwelijk en van het heilig verbond, dat zij samen waren aangegaan.
Indien – zoals de Eeuwige Vader zegt – de Heilige Maagd een poort is, moeten wij Haar niet willen openmaken; want Zij is een Oosterse poort, waardoor niemand naar binnen noch naar buiten kan gaan; integendeel, men moet Haar bekleden en versterken met onvergankelijk hout, m.a.w. Haar een metgezel geven, haar zuiverheid waardig. Dit is de heilige Jozef, die hiertoe alle Heiligen, zelfs de Engelen en de Cherubijnen diende te overtreffen in deze bijzonder aanbevelenswrdige deugd van maagdelijkheid (Sint-Franciscus van Sales).
Wij kunnen slechts moeilijk doordringen in de ondoorgrondelijkheid van de persoonlijkheid van Sint-Jozef en er al de heerlijkheid van de goddelijke werken bewonderen. Door ons geloof kennen wij nochtans zijn hoge waardigheid als Echtgenoot van de Moeder van God en als wettelijke vader van zijn Zoon. Zo komt het, dat wij weten, dat Sint-Jozef ingevolge zijn voorbestemming overvloedig gezegend werd met gaven en hemelse gunsten.
De werkelijke waarde van een menselijk wezen, zijn werkelijke verhevenheid moet in feite beoordeeld worden volgens wat hij is in de ogen van God. Dit is zó waar dat zelfs de kleinste, de nederigste van onze gelijken – hoe onbetekenend hij ook moge zijn volgens de menselijke maatstaven – zoveel belangrijker kan zijn in de ogen van de hemelse Vader. We vinden in Sint-Jozef een voorbeeld van deze uitzonderlijke innerlijke heiligheid. Zijn uiterlijk leven leek nederig en onopmerkelijk; hij volbracht zijn taak zonder dikdoenerij maar met de psalmen kunnen we van hem zeggen: Al zijn glorie was innerlijk. (Don Bosco)
Overwegingen
Jozef is altijd maagd gebleven opdat men uit een zeer maagdelijk huwelijk de Zoon van de Maagd zou zien geboren worden: hij is een maagd tussen twee maagden, hij is een lelie tussen twee lelies (H. Hieronymus).
Het was niet voldoende dat de Moeder van Jezus maagd zou zijn: ook diegene die de eer zou hebben zijn vader genoemd te worden moest maagd zijn. Zo is het geloof van de Kerk (H. Petrus Damianus).
Sint-Jozef navolgen
Vraag aan de heilige Jozef, schrik van de duivelen, dat hij ons bijstaat om al de bekoringen te overwinnen, die tot zonde leiden.
GEBED TOT MARIA EN JOZEF
Ik beveel U de christelijke echtgenoten aan. Verkrijg voor hen de genade dat ze elkaar waarachtig beminnen, in nood en beproeving elkander bijstaan en de trouw bewaren tot aan hun dood.
Bijzonder bid ik U, heilige Jozef, ‘vervul de mannen en de jongelingen met een innige liefde tot Maria, opdat zij door haar verering steeds meer liefde voor de zuiverheid verkrijgen, nooit de onschuld ontwijden, nooit verleiders worden, maar veeleer, zoals Gij, beschermers van de reine zielen. Amen.
Verhalen
1.Terror daemonum – Schrik van de duivels
In een district in de staat India had een boeddhist zich oprecht bekeerd. Hij hield van vrome afbeeldingen en had de wanden van zijn woning volgehangen met godsvruchtige prenten. Op een dag, terwijl hij rustig zijn rijst zat te eten, begonnen de prenten en alles wat zich op tafel bevond heen en weer te bewegen. Hij stond op en zette alles weer netjes op zijn plaats, maar opnieuw kwam alles in beweging. Daar dit vreemde verschijnsel telkens weer optrad, raakte de arme man ontmoedigd. Hij vertelde zijn verhaal aan verscheidene priesters, die er wel naar luisterden, maar er geen belang aan hechtten.
Een jonge priester echter, die het moe werd steeds maar weer lastig gevallen te worden door de vroegere boeddhist, raadpleegde een oudere pater die erin toestemde om een keer naar de hut te gaan, omdat hij bang was dat de bekeerling anders toch maar zou blijven aandringen.
Na een korte uitwisseling van gedachten, ging men rijst eten. Al snel kwam alles in beweging: prenten, keukengerei, voedsel… Plotseling begon een bokkepoot op de wand te schrijven: “Ik neem dit huis in bezit en zal het pas verlaten, als gij aan mij zult zijn teruggegeven.”
Ontzet begonnen de oude geestelijke en zijn gastheer te bidden. De duivelbezwering duurde erg lang en werd pas met succes bekroond bij de aanroeping: “Sint-Jozef, schrik van de duivels, bid voor ons”. Spoedig daarop verscheen de afschuwelijke poot opnieuw om de volgende woorden op te schrijven: “Ik verlaat dit huis en zal er nooit meer in terugkeren!”
Sindsdien bleef alles rustig in de armelijke hut en de nieuwe christen schreef deze rust toe aan hem, die de Heilige Kerk aanroept onder de titel “Schrik van de duivels”. Laten ook wij ons tot Sint-Jozef wenden met een onbeperkt vertrouwen. Dat is de conclusie, die uit ons verhaal getrokken kan worden.
2. Heilige Jozef sta me bij!
Een nicht van de H. Johannes Berchmans was in haar jeugd buitengewoon knap en aantrekkelijk. Een bediende van haar vader zag haar vaak en ontbrandde in hartstocht voor haar. Hij vatte het duivelse plan op om haar met list of geweld te verleiden.
Op zekere avond liet hij zich ongemerkt in het kantoor insluiten om zo bij haar te komen om zijn goddeloos doel te bereiken. De volgende dag was het zondag. Het hele gezin ging naar de Heilige Mis. Johanna moest ditmaal het huis bewaken, daar ze met haar 18 jaar immers volwassen genoeg daarvoor was.
Toen ze – niets vermoedend – de studeerkamer van haar vader betrad, stortte de onvérlaat zich op haar. Angstig zag Johanna het dreigende gevaar op haar afkomen. Vluchten kon ze niet meer en haar hulpgeroep zou niemand gehoord hebben. In deze nood kon ze enkel nog roepen: “Heilige Jozef, sta me bij!”
Dat verstarde de indringer, als door de bliksem getroffen. Hij was als verlamd. “Wat ben je met me van plan?”, schreeuwde hij in heftige woede. Intussen was Johanna haar eerste schok te boven en herkende de wonderbare bescherming van de heilige Jozef. Ze had medelijden met de vreselijke zieletoestand van deze ongelukkige. Daarom vermaande ze hem met zachte doch nadrukkelijke woorden tot het inzien van zijn schuld en van zijn ongeloof. Deze woorden lieten zulk een indruk op de man na, dat hij zijn daad betreurde en met een berouwvol hart het huis verliet.
Dankzij God en de heilige Jozef, de beschermer van de maagdelijke zielen, werd zij beschermd en van erger onheil gevrijwaard!
3. Sint-Jozefs kuise martelares
Zwaarbewapende guerrillastrijders van de machtsdronken Ghadafi drongen het gebied van het noordelijke Tsjaad binnen en rukten op tot in het midden en het zuiden van dit land met de opdracht de christelijke dorpen uit te roeien.
Een pas gedoopt katholiek meisje geraakte in handen van de woedende christenhaters. Ze wilden haar tot ontucht dwingen. Maar de maagd verweerde zich vertwijfeld, want ze stond op het punt binnen te treden in het postulaat van de Zusters Clarissen in het Sint-Jozefklooster te Donia.
Door de weerstand tot nog grotere woede gebracht, rukte de moordende bende haar kleren van het lijf en sloegen haar tot bloedens toe. Vervolgens zetten ze het ontklede meisje op een termietenhoop en bonden haar daar vast, opdat de mieren haar levend zouden opeten. Zevenentwintig volle uren leed de martelares hevige pijnen, maar ze bleef stand houden in haar katholiek geloof; ze bleef haar maagdelijkheid trouw en riep voortdurend de heilige Jozef aan, opdat hij voor haar de genade van volharding zou mogen verkrijgen.
Onder aanroeping van de heilige namen Jezus, Maria, Jozef ademde ze tenslotte haar ziel uit. De Mohammedanen goten daarna benzine over haar en verbrandden haar sterfelijk lichaam.
4. Het prentje van Sint-Jozef
Een christelijke moeder had een dochter die zich afschuwelijk misdroeg. Deze bedroefde moeder kwam nooit in een kerk zonder zich op de knieën te werpen voor een schilderij van de heilige Jozef, hem onder tranen de bekering van haar dochter afsmekend.
Tenslotte kreeg ze een goede ingeving: “Als ik haar nu eens een prentje van de heilige Jozef gaf”, zei ze bij zichzelf; en gebruik makend van de afwezigheid van haar dochter, ging ze haar kamer binnen. Op de tafel lag een boek. Maar wat voor een boek!
“O heilige Jozef, zei de moeder, vergeef me als ik Uw prentje hier in steek, maar het moet”.
Toen het jonge meisje terug kwam ging ze verder met haar lectuur.
“Wat is dat?, zei ze. Een plaatje!” Ze draaide het om en las werktuiglijk een gebed dat op de keerzijde gedrukt was.
Daar wachtte haar de goddelijke genade. Ze begon te huilen van berouw en wierp het slechte boek in het vuur: ze was bekeerd.