Negenentwintigste dag – Dood en Glorie van Sint-Jozef

NEGENENTWINTIGSTE DAG

Dood en Glorie van Sint-Jozef
Dood van Sint-Jozef

Laten wij Sint-Jozef beschouwen in gezelschap van Jezus en Maria als hij zijn ziel aan zijn Schepper gaat teruggeven. Stelt u zich deze zalige Patriarch voor, liggend op een armzalige legerstede, met Jezus en Maria bij hem. Hij is omgeven door een ontelbare schare engelen, aartsengelen en serafijnen, die eerbiedig afwachten zijn
heilige ziel te ontvangen.

O God! wie kan ons zeggen met welke gevoelens Jozef in deze verheven ogenblikken Jezus en Maria een laatste vaarwel zegt? Welke dank- en smeekgebeden, welke verontschuldigingen wellen er in deze grijsaard op! Zijn ogen spreken, zijn hart spreekt, maar zijn mond zwijgt. Hoe veelzeggend is deze stilte niet. Jozef en Maria zien elkaar liefdevol aan. Dan kijkt hij naar Jezus en Jezus beantwoordt zijn blik
met grote tederheid.

Hij kust Jezus hand, drukt die tegen zijn hart, bevochtigt die met zijn tranen en zegt hem nu en dan, meer met zijn hart dan met zijn mond: “Mijn Zoon, mijn welbeminde Zoon, U beveel ik mijn ziel”. Terwijl hij Jezus hand op zijn hart drukt, bezwijmt hij van liefde.

Jozef, U kunt niet sterven wanneer U de hand niet loslaat van Degene die het Leven is. O! wat is de dood zacht als men de hand van Jezus mag vasthouden!

De ziel van Jozef wil het lichaam verlaten; maar bij het zien van Jezus en Maria kan ze zich er niet van losmaken. Nogmaals Jozef, wanneer U naar Diegene die het leven is blijft kijken, kunt U niet sterven.

Jezus, tedere en goddelijke Verlosser, Jozef kan dit aardse ballingsoord niet verlaten, tenzij U hem daartoe de vrijheid geeft. Maria, Jozef kan deze wereld alleen maar verlaten als U hem de toestemming geeft.

Jezus heft Zijn hand op, Hij zegent hem en omhelst Zijn welbeminde vader. In Jezus armen geeft Jozef de geest (H. Leonardus van Porto-Maurizio ).

Sint-Jozef, die zoveel lief had tijdens zijn leven, kon alleen maar sterven uit liefde. In dit aardse leven kon hij zijn dierbare Jezus niet zo liefhebben als hij dat wilde. Daarom kon hij aan het einde van zijn opdracht hier op aarde niets anders zeggen dan: “Eeuwige Vader! De taak die U mij gegeven hebt is volbracht!” En tegen de Zoon: “Kind, zoals eens Uw hemelse Vader Uw lichaam in mijn handen gelegd heeft, geef ik vandaag mijn ziel in Uw handen.”

Zo was, denk ik, de dood van deze grote Patriarch, zacht en zonder angst, omdat zijn leven steeds heilig was (H. Franciscus van Sales).

De heilige Jozef is de Patroon en de Beschermer van de goede dood. Degenen die zich bij hem aanbevelen zijn er zeker van goed te sterven. Hij is het voorbeeld geweest van hen die in de Heer willen sterven.

Hij predikte niet, maar hij werd volledig verteerd in de dienst van Jezus en stierf in zijn armen. Hij had vele jaren doorgebracht in de dienst van Jezus. Door hem was de Familie volmaakt.

Toen zijn laatste uur aanbrak was het Jezus die dit nieuws aan zijn vader aankondigde. De heilige Jozef aanvaardde niet alleen, maar prees de Wil van God. Jezus en Maria stonden hem bij.

Wat zou het vertroostend zijn te weten wat zij in dit ogenblik tot elkander zeiden! Welke deugden waren daar verenigd! Jezus! Maria! De heilige Voedstervader! Ach, alle schone woorden die de Heiligen al stervend gezegd hebben, werden door de heilige Jozef voor het eerst gezegd!

Maar Jezus en Maria waren bedroefd. En waarom zouden zij het niet geweest zijn? Zij koesterden zulk een tedere liefde. Jezus weent om Lazarus, zou hij niet geweend hebben om de heilige Jozef?…

Bovendien is de dood steeds een offer; en de dood, zelfs die van de heiligen hoe waardevol ook in Gods ogen, is pijnlijk op aarde. Ook is het zo, dat Jezus, terwijl hij zijn voedstervader op de dood voorbereidde, hem troostte en hem vertrouwen insprak. Want iedereen heeft angst voor de dood, zelfs de Heiligen in hun nederigheid. En Maria, die zoveel van de heilige Jozef hield, met welke liefdevolle woorden troostte zij hem niet? Ach, laat ons bidden om bij de dood door Jezus en Maria te worden bijgestaan zoals de heilige Jozef!

De heilige Jozef stemt toe in zijn dood. En deze aanvaarding bekroont zijn verborgen leven en is het toppunt van zijn deugden. En zijn aangenomen Zoon, die hij met zoveel liefde omringd had, wordt zijn Rechter. O, wat moest Jezus toegevend zijn voor zijn goede vader!

Kom, goede en getrouwe dienaar. Ga mij aankondigen aan het voorgeborchte en vertel er wat gij gezien hebt! Weldra zal ik U verlossen. O, wat een liefde-oordeel!

Wanneer het uur van de bevrijding geslagen heeft, welke uitverkoren vrucht van verlossing past Jezus op hem toe!

Wat is zijn troon verheven en dicht bij zijn Zoon! Bidt dat hij uw voorspreker mag zijn. Men zegt dat de heilige, die men op bijzondere wijze aangeroepen heeft gedurende het leven, ons op een heel bijzondere wijze bijstaat op het ogenblik van de dood.

Moge het de heilige Jozef zijn! (H. Pierre-Julien Eymard)

O, gelukzalige dood van Sint-Jozef! O Jozef, Patroon van de stervenden, wees zo genadig onze smeekbede te aanhoren. Op het uur waarop de geest achteruitgaat zoals het licht in een lamp begint te flakkeren, dringen zich allerlei onrustwekkende beelden aan de stervende op, die zelf, vanwege zijn doodstrijd, de kracht niet heeft om ze te doen verdrijven, komt gij, o heilige Jozef, gij die in het volle heldere licht gestorven zijt, de stervenden te hulp.

O Sint-Jozef, Patroon van de stervenden, breng Jezus en Maria aan ons sterfbed : dat Jezus aanwezig mag zijn in de ziekenzalving en in de Heilige Communie maar ook Maria met haar Moederlijke Bijstand: moge door U en door Maria onze doodstrijd worden opgenomen in Jezus’ doodstrijd, onze dood overgaan in Jezus’ dood; moge ons leven rustig overvloeien in het kruisoffer van Christus, zoals dat ook bij U het geval is geweest, o Jozef (Dom Bernardus Maréchaux).

O hoe gelukkig, hoe onnoemelijk gelukkig is hij die door Christus èn door de Heilige Maagd met een sereen gelaat aan zijn sterfbed werd bijgestaan.

O nimisfelix, nimis o beatus,
Cujus extremam vigiles ad horam
Christus et Virgo simul astiterunt
Ore sereno.

(Hymnus – Feestdag van Sint-Jozef- 19 Maart)

Overwegingen

In de katholieke Kerk wordt Sint-Jozef overal erkend en aangeroepen als de Patroon van de goede dood, en dit om verscheidene redenen:
– Omwille van zijn vereniging in volle liefde met de Heer Jezus die levenden en doden zal oordelen, kunnen wij er op vertrouwen dat de Redder de voorspraak zal aanvaarden van hem, die Hij Zijn vader heeft willen noemen.
– Omdat Sint-Jozef het Kind Jezus beschermde tegen de valstrikken van de wrede Herodes, weten wij dat hij de broeders van Jezus – en dat zijn wij – zal beschermen tegen de machten van het kwaad die ons belagen in het uur van de dood.
– Sint-Jozef stierf in het heilige gezelschap van Jezus en Maria. Wij vertrouwen erop dat hij voor ons dezelfde gunst zal verkrijgen (Don Bosco).

Op 1 januari 1906 kiezen de karmelietessen van Dijon door loting een patroonheilige voor het nieuwe jaar. De naam van Sint-Jozef staat op het lot van de gelukzalige Elisabeth van de Heilige Drieëenheid (Zij stierf datzelfde jaar). Zij getuigt voor haar orde: “Sint-Jozef is de Patroon van de goede dood, hij komt me halen om mij bij de Vader te brengen”.

Verrijzenis van Sint-Jozef

Is Sint-Jozef verrezen? Werd hij met lichaam en ziel ten Hemel opgenomen? Het antwoord op deze vraag, dat in hoge mate van belang is voor de glorie van Sint-Jozef en onze vroomheid voor hem, vinden we bij Sint-Franciscus van Sales in zijn werk over de deugden van Sint-Jozef:
“Wij kunnen alleen maar zeggen dat deze glorierijke Heilige ongetwijfeld een grote invloed in de Hemel heeft bij Degene die hem de gunst verleende met lichaam en ziel opgenomen te worden. Dit is bovendien des te waarschijnlijker omdat wij hier op aarde geen enkele relikwie van Sint-Jozef hebben. Niemand kan deze waarheid betwijfelen. Want hoe zou Jezus, die gedurende Zijn leven Sint-Jozef steeds gehoorzaamde, hem deze genade geweigerd hebben?

Ongetwijfeld werd Jezus bij Zijn nederdaling in ter helle door Sint-Jozef aangesproken: “Heer, herinner U dat ik, toen U op aarde gekomen bent, U in mijn huis en mijn Familie ontvangen heb. Neem mij nu op in Uw huis. Ik heb U in mijn armen gedragen, draagt U mij nu. Ontferm U over mij, zoals ik voor U gezorgd heb tijdens Uw aardse leven, en neem mij mee naar Uw eeuwig Leven.”

Als het waar is dat onze lichamen op de dag van het laatste oordeel dankzij het Allerheiligste Sacrament zullen verrijzen (Joh. 6, 54), kunnen wij er niet aan twijfelen dat Jezus bij Zijn opstanding Sint-Jozef met lichaam en ziel naar de Hemel meenam. De glorierijke Sint-Jozef had de eer en de genade gekend het Kind Jezus vaak in zijn armen te dragen. Jezus had dat zo graag. Hoeveel kussen placht hij Hem niet met grote tederheid te geven om hem enigszins te bedanken voor de hem toevertrouwde opdracht! (Sint-Franciscus van Sales,”Ware Geestelijke Gesprekken”, XIX; editie van Annecy, deel VI, blz.369-370)

Wanneer wij ons vertrouwen in Sint-Jozef stellen, zullen wij een heilige toename in alle deugden verkrijgen, maar vooral van die welke hij het meeste bezat, namelijk de zuiverheid van lichaam en geest, de nederigheid, de volharding, de waakzaamheid en de standvastigheid. Deze deugden zullen hier op aarde onze vijanden overwinnen en ons de genade geven om, in het eeuwige Leven, de beloning te krijgen die bestemd is voor degenen die het voorbeeld van Sint-Jozef volgen. Zij zullen het eeuwig geluk kennen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest te mogen aanschouwen. Gezegend zij God!

Het Evangelie leert ons dat bij de dood en de verrijzenis van Jezus Christus de graven open gingen en dat vele heiligen verrezen. Waarom zou Jezus, die een schare van verrezenen uitkoos om Zijn verrijzenis te bekrachtigen en om Zijn triomf te laten schitteren, Sint-Jozef, Zijn voedstervader, niet de eerste plaats hebben laten innemen? Sint-Jozef kwam deze gunst in de hoogste mate toe, net zoals Maria bij haar glorierijke tenhemelopneming.

De maagdelijkheid van Sint-Jozef, die de grondslag is van zijn zeer zuiver huwelijk met Maria, de Moeder van God, vereist vóór zijn lichaam meer dan alleen maar het voorrecht van onbedorvenheid, en wel van een nieuw leven voor het uur van de algemene verrijzenis. Als Echtgenoot van Maria is hij verbonden met de verrezen Maria en is hij zelf verrezen. Als voedstervader van Jezus staat hij verheerlijkt naast Jezus. De eenheid van de Heilige Familie vereist dat het hoofd, Jozef, in glorievolle harmonie is met de twee andere leden, Maria en Jezus. Het kan niet zo zijn dat alleen de ziel van Sint-Jozef in de Hemel is. De – zelfs maar tijdelijke – afwezigheid van zijn lichaam zou een onvolmaaktheid zijn in de triomf van de Heilige Familie.

Met Franciscus van Sales zeggen wij: “Sint-Jozef is ongetwijfeld met ziel en lichaam ten Hemel opgenomen”.

Merken wij op dat de krachtdadigheid van de tussenkomst van Sint-Jozef ook zijn oorzaak vindt in zijn vervroegde verrijzenis. In de Hemel draagt Jezus Zijn heilige wonden op aan Zijn Vader en hierdoor schenkt Hij de wereld oneindige barmhartigheid. Maria draagt aan haar Zoon de schoot op die Hem ontvangen en ter wereld gebracht heeft en verkrijgt zo talloze genaden voor ons. Op dezelfde wijze strekt Sint-Jozef naar Jezus de armen uit die Hem gedragen en gekoesterd hebben en verleent aldus aan zijn trouwe volgelingen ontelbare gunsten. Het lichaam speelt wel degelijk een rol bij de genadevolle tussenkomst op aarde (Dom Bernardus Maréchaux).

Overweging

Men moet aannemen dat de Zoon van God, Jezus, die eens Zijn glorierijke Moeder met ziel en lichaam ten Hemel zou opnemen, datzelfde ook zou doen voor Sint-Jozef op de dag van Zijn Verrijzenis (Sint-Bernardinus van Siena).

Glorie van Sint-Jozef

Verheffen wij onze gedachten ten hemel om Sint-Jozef in de volheid van zijn glorie te beschouwen. Het sublieme van zijn verheerlijking vinden we in de woorden : Intra in gaudium Domini tui – Treed binnen in de vreugde van Uw Heer. Jezus Christus, die tijdens Zijn aards bestaan Jozef niet alleen tot een innige vertrouwelijkheid toeliet, maar hem ook het respect en de gehoorzaamheid betoonde die een zoon zijn vader schuldig is. Jezus Christus verleende hem ook in de Hemel deze verheven voorrechten, ja Hij vermeerderde en vervolmaakte deze zelfs op bewonderingswaardige wijze.

De woorden Treed binnen in de vreugde van Uw Heer zijn dus terecht. Weliswaar wordt het hart van de mens vervuld met het geluk van de eeuwige zaligheid, maar toch zegt de Heer: Treed binnen in de vreugde om aan te duiden dat deze vreugde niet alleen bezit neemt van het hart van de Heilige, maar dat deze hem helemaal omgeeft en hij er volledig in ondergedompeld wordt. Wanneer de goddelijke Verlosser uit kinderlijke piëteit zowel het lichaam als de ziel van de Allerheiligste Maagd op de dag van haar tenhemelopneming heeft willen verheerlijken, dan kunnen wij niet anders dan geloven dat Hij voor Sint-Jozef hetzelfde gedaan heeft. Sint-Jozef, een van de grootste Heiligen, werd samen met Jezus op de dag van zijn Verrijzenis, op het ogenblik dat Hij zoveel anderen uit het stof van het graf deed opstaan, glorierijk ten hemel opgenomen..

Deze Heilige Familie, die hier op aarde verenigd was in het lijden en in de banden van liefde en genade, heerst nu met lichaam en ziel in de liefde en in de heerlijkheid van de Hemel.

Herinner U ons, gelukzalige Jozef, en wees in Uw gebeden onze voorspreker bij Uw aangenomen Zoon. Moge ook de Heilige Maagd, Uw Echtgenote en de Moeder van Hem die tesamen met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen, ons genadig zijn. Amen ( Sint-Bernardinus van Siena).

Sint-Jozef navolgen

De zielen van degenen die vandaag voor Gods rechterstoel verschijnen bij Sint-Jozef, Patroon der stervenden, aanbevelen; verstervingen doen voor de bekering van de zondaars; de genade van een goede en heilige dood vragen.

GEBED TOT DE HEILIGE JOZEF OM EEN ZALIGE DOOD TE VERKRIJGEN

O GLORIEVOLLE heilige Jozef, tijdens Uw doodstrijd en in Uw stervensuur, hebt U het geluk gehad om door Jezus en Maria te worden bijgestaan.

Verkrijg, zo smeken wij U, die zelfde genade voor allen die in doodstrijd verkeren. Ik vraag ze ook voor mij en voor de mijnen, in ons stervensuur.

Gewaardig U, meer dan ooit, o grote Heilige, door Uw machtige voorspraak voor ons de genade te verkrijgen om, evenals U, vredevol, in de armen van Jezus en Maria de geest te mogen geven. Amen (J.Lyonnard, s.j.).

Verhalen

1. De geheimzinnige boodschapper

Het was in de zomer in de zeventiger jaren van de 19e eeuw, toen ik om vier uur in de vroege ochtend door hard kloppen op het raam van mijn slaapkamer werd gewekt. Tegelijk hoorde ik een mannenstem, die riep, dat ik naar Deuten moest gaan naar de oude Öhm om hem de laatste Sacramenten toe te dienen.

Onmiddellijk stond ik op en opende het raam om van de boodschapper nadere bijzonderheden te horen, omdat ik tot dan toe nog niet gehoord had, dat de oude man ziek was. Er was echter niemand meer te zien. Oh, dacht ik, die is inmiddels al de koster gaan wekken en ik liep hem hard achterna.

De kerk was echter dicht, geen koster en geen boodschapper te zien, ofschoon het toch de gewoonte was, dat de koster het Allerheiligste begeleidde. Toch waren de koster en ik al binnen tien minuten op weg naar Deuten.

Wat een prachtige zomermorgen was het! Het leek wel alsof de hele natuur de Schepper hulde wilde brengen en in een gelukzalige stemming legde ik de drieënhalf kilometer lange weg af. Tegen half zes kwamen wij bij de boerenhoeve aan. De huisdeur stond niet open, hetgeen anders bij een bediening gebruikelijk was. Wij kwamen door de keukendeur binnen, doch er was niemand. De deur van de deel ging open en daar stond de boerin met twee emmers in de handen en kennelijk geschrokken toen zij me zag met het Allerheiligste.

– Ik ben toch geroepen voor de oude Öhm, stamelde ik.
– Nee, dat moet echt een vergissing zijn, want Öhm is kerngezond, zei de vrouw.

Ik bleef erbij, dat de boodschapper uitdrukkelijk gezegd had, dat ik naar de oude Öhm moest gaan om hem te bedienen.

– Is er soms bij de buren iemand ziek?, vroeg ik.
– Niet dat ik weet, was het antwoord.

Ik zei toen: “Omdat de oude Öhm binnenkort de Heilige Sacramenten zou willen ontvangen, kan het net zo goed nu en dan ben ik ook niet tevergeefs gekomen. Vraag het hem maar!”

Ik werd in de beste kamer gelaten en na enige tijd wachten kreeg ik te horen, dat Öhm ermee akkoord ging. Ik hielp hem bij de voorbereiding en met veel devotie ontving hij de Heilige Sacramenten. Om kwart over zeven was ik weer thuis, juist op tijd voor de schoolmis.

In de namiddag was ik op mijn kamer, toen de landeigenaar verscheen en zei: “Mijnheer Pastoor, Öhm is hedenmiddag na het eten plotseling overleden. Hij had vanmorgen, toen u weg was, nog goed ontbeten, was opgewekt zoals altijd en maakte als gewoonlijk nog een kleine wandeling over het land, ’s Middags smaakte het eten hem niet en toen hij voor zijn middagdutje in de stoel wilde gaan zitten, zakte hij in elkaar en was op slag dood. Hij heeft toch geluk gehad, dat u hem hedenochtend toevallig bediend had!”

“Ja, antwoordde ik, dat heeft hij aan de hulpvaardige Patroon van de stervenden te danken. Bij leven heeft Öhm hem trouw vereerd!”

Van de boodschapper, die mij die bewuste ochtend gewekt had, heb ik nooit meer iets vernomen. Ik weet zeker, dat de heilige Jozef zelf mij heeft geroepen ( Pastoor Werspohl te Wulfen – Westf.).

2. Een wonderbare boodschapper

In de parochiekerk van Gnesau, vereert men een beeld van de heilige Jozef. Het is geenszins een kunstwerk. Aan zijn voetstuk staat een oude, beschadigde lantaarn. Het beeld brengt een zonderlinge gebeurtenis in herinnering. Deze werd verteld door de huishoudster van pastoor R. Messinger (f 1966), die haar had verboden erover te spreken zolang hij nog leefde.

Ziehier het verhaal. Op een nacht rond 01.30 uur, wordt de pastoor gewekt door het gerinkel van de huisbel, voor een bediening. De man aan de deur is hem onbekend. De pastoor is immers nog niet lang in Gnesau aangesteld. Hij kent daarom nog niet al zijn parochianen. De pastoor wil de koster gaan wekken om mee te gaan, maar de boodschapper vindt dat helemaal niet nodig. “Ik ga wel mee”, zegt hij.

Bij het openen van het tabernakel, om het Heilig Viaticum eruit te halen, hoort de pastoor tot zijn grote verwondering dat de man in kwestie het Confiteor bidt in onberispelijk Latijn. Hij denkt met een of andere werknemer te maken te hebben in dienst van een hoeve uit de buurt.

Met de lantaarn in de hand gaat de boodschapper voorop. Zij lopen het dorp uit en gaan de weg op naar het bos. Wanneer de man echter de laatste hoeve voorbij gaat, maakt de pastoor de opmerking aan zijn begeleider dat er daarboven geen enkel huis meer is. Niets dan bos! De begeleider dringt er toch op aan om hem te volgen. De pastoor doet het. “Zeer goed”, antwoordt de onbekende en ze vervolgen hun weg. De pastoor maakt zich echter ongerust.

Plots ziet de pastoor de lantaarn voor hem op de grond staan. De onbekende is verdwenen. De pastoor roept hem tevergeefs.

Geen enkel antwoord weerklinkt in de duistere nacht. Verbijsterd kijkt de pastoor om zich heen. Dichtbij bemerkt hij een kleine opslaghut voor het hooi. Wijfelend vraagt hij zich af wat hij moet doen Op hetzelfde moment hoort hij een zwak gesteun vanuit de hut. De pastoor krijgt weer moed en opent de deur van de hut. Met behulp van de lantaarn kijkt hij rond in de hut.

En daar op het hooi ligt een oude bedelaar in stervensnood. Bij het zien van de priester kreunt hij: “Eerwaarde, hoe bent u hier kunnen komen? Heel mijn leven heb ik gebeden tot de heilige Jozef, om me niet te laten sterven zonder de laatste Sacramenten te hebben ontvangen. Nu dacht ik toch te moeten sterven zonder bijstand van een priester. En zie, u bent gekomen!”

Diep bewogen bereidt de priester de arme man voor om voor God te verschijnen. Hij blijft bij hem tot de laatste snik.

Als aandenken aan dit voorval heeft de huidige priester de oude lantaarn bij het beeld van de heilige Jozef geplaatst. Elke week wordt deze lantaarn aangestoken. Zo is het een uitnodiging voor de gelovigen om tot de heilige Jozef te bidden en hem al hun kommer en zorgen toe te vertrouwen (Maria Regina, maart-april 1986, vertaald door F.A.P.P).

3. De Patroon van de goede dood

In de nacht van 2 januari 1885, verscheen een onbekende bejaarde bij een priester om hem te vragen naar een stervende te gaan. De man gaf het adres op en stelde voor de priester te begeleiden. De aangegeven straat stond echter zeer slecht aangeschreven. De oude man was een onbekende en het was al middernacht… Was dit dus een valstrik? Daarom aarzelt de priester; doch de vreemdeling spoorde hem krachtig aan: “Wacht niet langer… U moet de Sacramenten toedienen aan een arme oude vrouw, die op sterven ligt. ”

De priester dacht aan zijn plicht en liet zich overreden en volgde de boodschapper. De nacht was bitter koud, doch de oude man scheen het niet te voelen en ging de priester voor. Om hem moed in te spreken zei hij tot de priester: “Ik zal bij de deur op u blijven wachten”.

Toen zij in de wijk bij het beruchte huis aankwamen, voelde de priester, die het Allerheiligste bij zich droeg, zich opnieuw erg angstig; doch hij kreeg nieuwe moed bij de gedachte, dat Jezus voor de zondaars op aarde is gekomen. Op een teken van de gids trok hij krachtig aan de bel. Niemand deed echter open.

Hij klopte vervolgens enkele keren op de deur, maar het bleef stil. Nu zei de geestelijke tot de oude man, die op een afstand was blijven staan: “U ziet, dat het nutteloos is… Er wordt niet opengedaan.” “Laat mij eens kloppen”, antwoordde de geheimzinnige persoon terwijl hij naderbij kwam en de priester een stap achterwaarts deed.

De oude man zei hem: “Zodra de deur open is, stap dan zo snel mogelijk naar binnen, ga de trap op tot de verdieping, open de deur aan het einde van de gang en daar zult u de stervende vinden.”

De merkwaardige woorden werden met zulk een gezag uitgesproken, dat de priester geen enkel bezwaar meer kon maken. De bejaarde man duwde op een vreemde manier tegen de deur en deze ging onmiddellijk open. De priester stapt ditmaal zonder aarzelen naar binnen, hij ging de trap op, opende de aangeduide deur en stond toen voor een vrouw, die uitgestrekt op haar bed lag te sterven en in haar verlatenheid steeds klagend herhaalde: “Haal een priester! Haal een priester! Laat mij niet sterven zonder een priester!”

De dienaar Gods kwam naderbij:
– Mijn dochter, hier is een priester.

Zij geloofde het echter niet:
– Neen, riep zij uit, niemand in dit huis zou voor mij een priester roepen.
– Mijn dochter, een bejaarde man kwam mij vragen om naar u toe te komen.
– Ik ken helemaal geen bejaarde man, zei de stervende.

Niettemin slaagde de priester er in haar langzamerhand te overtuigen, dat hij een dienaar Gods was, die zij verlangde en bood haar de Heilige Sacramenten aan. Zij beleed toen de zonden van haar losbandig leven, die zo zwaar op haar geweten drukten en gaf blijk van zo’n groot berouw, dat de priester, verbaasd als hij was een zo groot geloof aan te treffen bij iemand, die zo ver van God had geleefd, vroeg, of zij nog bepaalde godsdienstige praktijken in haar leven had bijgehouden.

“Niets, zei ze, behalve een gebed tot Sint-Jozef, dat ik elke dag bad om een goede dood te kunnen sterven.”

De priester maakte alles klaar om de laatste Sacramenten te kunnen toedienen en ondertussen kwamen er nog enkele personen de kamer binnen en gingen weer weg zonder dat zij de priester schenen op te merken.

Hij gaf de rouwmoedige zondares de Heilige Hostie en diende het Heilig Oliesel toe en verliet haar niet, voordat zij in diepe vrede haar gezuiverde ziel in Gods handen had teruggegeven.

In stilte begaf de priester zich weer naar de deur en ging vervolgens naar huis zonder iemand te ontmoeten; hij overwoog voor zichzelf nog eens de wonderbare gebeurtenis van die nacht en de troost, die hij als priester had mogen brengen. Diep in zijn hart kwam hij tot de overtuiging, dat de liefdevolle oude man niemand anders geweest kon zijn dan de glorierijke en barmhartige heilige Jozef, de Patroon van een goede dood.

4. De plaats van Sint-Jozef in de Hemel

Een schilder had van de grote Paus Pius IX de opdracht gekregen een schilderij te maken dat de verkondiging van het geloofspunt van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria voorstelde. Het ontwerp was klaar. De kunstenaar legde het voor aan de Heilige Vader. De Paus bekeek het. “En de heilige Jozef, riep hij uit, waar is de heilige Jozef?” De schilder wees op een groep, die zich in de wolken oploste en zei:

– Ik zal hem hierbij aanbrengen.
– O, neen!, antwoorde de Paus, en wees met de vinger naast de plaats waar Jezus afgebeeld stond; hier en nergens anders moet hij staan, want de heilige Jozef is in de Hemel op geen andere plaats!