Proloog van het boek “kent u Sint-Jozef?”
SINT-JOZEF! Zeker een grote Heilige … Maar wat weten we eigenlijk over hem? Bijna niets: in de Evangeliën wordt er heel weinig over hem gesproken en een gesproken woord van Sint-Jozef komen we nergens tegen … Hij verdient dus onze bewondering, maar mag men niet uit deze soberheid van de Heilige Schrift concluderen dat er talloze andere Gelukzaligen bestaan, die misschien meer onze waardering en onze liefde verdienen? Nee! Dát zou nu juist een vergissing zijn. Het is bekend dat Leonie, een zus van de heilige Theresia van het Kindje Jezus, toen zij vernam dat het proces voor de zaligverklaring van het jongste kind van de familie overwogen werd, uitriep: “Theresia! Zij was wel lief! Maar daarom nog geen Heilige …” O mens, uw wegen zijn nog niet Gods wegen! Want de Heer heeft door de mond van Christus’ Bruid, de Heilige Katholieke Kerk, gesproken: “Zij is de grootste Heilige van deze moderne tijd! “
Zou Sint-Jozef aldus, ook niet een hoog verheven Heilige in de Hemel zijn? Zeer zeker!
Hij is een “zoon van David”, zoals zijn stamboom bewijst en zoals hem ook de Engel noemt, die hem verschenen is. Hij stamt uit een beroemd geslacht en is een afstammeling van de koningen van Israël. En toch is er bij Maria’s Echtgenoot geen blik van begeerte of heimwee naar de vroegere eerbetuigingen en de goederen die zijn familie voorheen bezat. Op zijn lippen ligt geen gemor jegens de Voorzienigheid die deze beroving heeft toegestaan … Hij vernedert zich voor God, hij verootmoedigt zich voor de Heer. Hij schenkt God vertrouwen en verlaat zich op Hem als de meest geliefde zoon.
En daarom betuigt het Evangelie, dat zo rijk is aan beknopte en zinvolle uitspraken, hem zijn lof met één enkele zin; maar deze zin is een juwelenkistje dat men moet openen om in verwondering te geraken voor de onvergelijkbare schatten die het bevat. Ziehier deze zin: Jozef was een rechtschapen man.
Voor de Hebreeërs bestaat rechtschapenheid uit het samenbrengen en het toepassen van alle deugden. De drievoudig heilige Messias wordt heel dikwijls door dit enkel woord aangeduid: de Rechtschapene.
Wanneer men van Jozef zegt dat hij rechtschapen was, bewijst men hem dus de hoogste eer; aldus getuigt men met Sint-Johannes Chrysostomus, dat hij in alles volmaakt was.
Deze buitengewone heiligheid bracht hem er toe, met de hulp van de goddelijke genade, samen met Onze-Lieve-Vrouw een heldhaftige gelofte af te leggen: namelijk de maagdelijkheid in hun huwelijk te bewaren. Voor hem betekende dit niet alleen af te zien van de vreugden van een menselijk vaderschap, maar ook van het voorrecht waar alle kinderen van Israël sterk naar verlangden: dat van vader te zijn van de Messias … Hoogstens streefde hij naar de eer hen te dienen die God voor deze zending zou uitverkiezen.
Hoe kunnen wij ons het leven van Sint-Jozef bij Maria, de Genadevolle, de Onbevlekte Vrouw voorstellen? Wat zijn liefde voor zijn Echtgenote nog vermeerderde, was zich door haar bemind te voelen met de zuiverste, de meest intense, de diepste, de oprechtste liefde, die er ooit was. Zegt Sint-Bernardinus van Siena niet dat “na Christus, haar Zoon, de Heilige Maagd nooit een mens of een schepsel zozeer heeft liefgehad als Sint-Jozef”? (Preek II).
Maar omdat hij God welgevallig was, moest hij door de bekoring op de proef worden gesteld (Tobias 12, 3). Maria ontving van de Heilige Geest, zonder dat hij op de hoogte was gesteld … Het meisje de vraag stellen? Haar stilzwijgen is een mysterie waarvan hij meent niet het recht te hebben de sluier op te lichten. Bij God te rade gaan? Ja, en ongetwijfeld riep hij Hem aan in tranen en verzuchtingen om Hem te smeken de duisternis die hem overstelpte te verdrijven. De houding die hij placht te hebben was: een biddend zwijgen. Hij bewaarde zijn geheim voor zichzelf, hoe zwaar het ook op zijn hart lag. Hij nam de tijd om steeds opnieuw na te denken, om voortdurend tot de Heer te bidden wat nu wel de weg was, die hij moest bewandelen, want Gods wegen zijn soms moeilijker te kennen dan te volgen.
Om zijn geweten trouw te blijven besloot hij van zijn welbeminde te scheiden, wetend dat zij onschuldig was. Hij achtte zichzelf onwaardig om in het gezelschap van Gods Moeder te verkeren en als de ware vader van haar Kind beschouwd te worden; daarom was hij van plan Haar heimelijk terug te sturen!
Wat een offer voor Jozef te moeten scheiden van haar, die hij liefhad! Valt de toekomst niet in duigen, die zo hoopvol was net als een prachtige maar te broze vaas? Hoe zo? Voor altijd van Maria gescheiden leven: niet meer samen met Haar leven en bidden! Wat is dat zwaar! Uit eerbied voor God en zijn geweten volgend nam hij toch dat besluit. Maar zijn hart is verbrijzeld … Dit offer geschiedt inwendig en is voor de naaste omgeving onzichtbaar. Het menselijk hart is als wierook: slechts als offerkool verspreidt het zijn inwendige geur.
Sint-Jozef heeft geleden, en zelfs diep geleden: waarom niet? Men zou zich het begrip “genade” verkeerd kunnen interpreteren als men uit het oog verliest dat lijden ook een genade kan zijn. Christus heeft het lijden niet afgeschaft; dus is het voor ons een troostende zekerheid te weten dat ook Jozef en Maria de beproevingen en tranen gekend hebben.
Maar ook al lijdt Sint-Jozef, toch is zijn ziel te zuiver om door het lijden, dat het diepste van zijn wezen roert, te morren of een woord van verbittering uit te spreken. Als man van geloof ziet hij in deze samenloop van omstandigheden Gods vaderlijke hand: hij onderwerpt zich aan Zijn Wil.
Zo schenkt de Almachtige hem steeds meer roemrijke titels: “maagdelijke vader, schaduw van de Eeuwige Vader”; “ware dienaar van Maria”; “ steeds dicht bij de Middelares en bij de enige Middelaar”; “inwendige ziel”; “steeds naar God luisterend”; “zuivere ziel”; “kinderlijk hart”; “eerste aanbidder van Jezus samen met Maria”; “beschermer en hoeder van Jezus”; “de verlosser van zijn Verlosser, in Egypte”; “waarlijk hoofd van het heilige huisgezin”; “ heiligmaker van het nederig dagelijks leven”; “ de man met christelijk plichtsbesef”; “samen met de Mede-Verlosseres werkend aan de verlossing …”
Sint-Jozef leert ons – en helpt ons ook – heilig te leven en te sterven.
Mogen de hier volgende teksten en verhalen ons helpen de kennis te verdiepen over hem die samen met Maria, “Moeder van de Kerk” (Paulus VI, Tweede Vaticaans Concilie), de “Beschermer van de Heilige Rooms Katholieke Kerk” (Pius IX) is en hem na te volgen.
We denken zoals Don Bosco: “Als ons kleine boekje slechts één lezer zou aanzetten tot meer godsvrucht voor de kuise Echtgenoot van Maria, dan zouden wij onze moeite als overvloedig beloond beschouwen”.