Twaalfde dag – De Beproeving van Sint-Jozef

TWAALFDE DAG

De Beproeving van Sint-Jozef

Omdat Jozef, de man van Maria, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij erover in stilte van haar te scheiden (Matt. 1, 19). Juist omdat hij rechtschapen was, wilde Sint-Jozef Maria niet beschuldigen. Zou hij werkelijk rechtschapen zijn geweest, als hij een overspel verborgen zou hebben gehouden? En kon hij rechtschapen heten als hij haar, van wier onschuld hij overtuigd was, zou veroordelen? Dus omdat hij rechtschapen was en Maria niet aan de schande wilde prijsgeven, verkoos hij in het geheim van haar weg te gaan.

Waarom wilde hij van haar scheiden? Luisteren we naar hetgeen de kerkvaders hierover zeggen. De reden die Jozef hiervoor aangeeft, is dezelfde die de H. Petrus aanvoerde toen hij de Heer smeekte van hem weg te gaan: Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens, dezelfde reden ook, die de honderdman had om Jezus verre te houden van zijn huis: Heer, ik ben niet waardig dat Gij komt onder mijn dak. Zo was het ook met Sint-Jozef, die zich onwaardig achtte en een zondaar en die bij zichzelf zei: “Hoe is dit mogelijk? Ik weet dat zij maagd is, want we hebben samen de gelofte afgelegd om onze maagdelijkheid en zuiverheid te bewaren en ik weet zeker, dat zij aan deze gelofte geenszins ontrouw zou willen zijn. Maar anderzijds stel ik vast, dat ze zwanger is en moeder zal worden. Hoe is het mogelijk, dat moederschap en maagdelijkheid samengaan en dat de maagdelijkheid het moederschap niet verhindert? O God, zou Zij dan die gelukzalige Maagd zijn, waarvan de profeten verzekeren dat Ze zal ontvangen en de Moeder zal worden van de Messias? Als dat zo is, hoe kan ik dan nog langer bij haar blijven, ik die zo onwaardig is! Het is beter, dat ik haar in het geheim verlaat vanwege mijn onwaardigheid en dat ik niet langer meer in haar gezelschap blijf. Zij is zo volmaakt en zo verheven, dat ik het niet verdien dat ze mij nog langer laat delen in haar intimiteit; haar buitengewone grootheid overweldigt mij en jaagt me schrik aan.” Met religieuze ontzetting stelde hij vast, dat Zij het teken droeg van een goddelijke aanwezigheid en daar hij dat mysterie niet kon doorgronden, wilde hij van haar scheiden. Vrees beving ook Petrus voor de grootheid van de Macht; vrees beving ook de honderdman voor de majesteit van Gods aanwezigheid. Een heel natuurlijke ontzetting maakte zich meester van Jozef, zoals van ieder mens, voor de onvoorstelbare waardigheid van dit buitengewone wonder, voor de diepte van dit mysterie en dat is de reden waarom hij in het geheim van haar wilde scheiden.

Mogen wij ons erover verbazen, dat Jozef zichzelf onwaardig achtte om met de Heilige Maagd samen te leven, als ons verteld wordt, dat zelfs de H. Elizabeth haar aanwezigheid slechts bevend en vol schroom kon verdragen? Luisteren we naar haar woorden: Waaraan heb ik het te danken, dat de Moeder van mijn Heer naar mij toekomt? En dit is de reden waarom de heilige Jozef haar wilde verlaten. Maar waarom in het geheim en niet openlijk? Om elke navraag naar de reden van deze scheiding te vermijden en om te ontsnappen aan de verplichting er rekenschap van af te moeten leggen. Wat had deze rechtschapen man moeten antwoorden aan een volk, dat weerspannig en twistziek was en geen vertrouwen betoonde? Als hij zijn overtuiging had uitgesproken en het bewijs had gegeven dat in hem gegroeid was omtrent Maria’s zuiverheid, zouden zijn wrede en ongelovige plaatsgenoten hem dan niet terstond uitgejouwd hebben en Maria gestenigd? Hoe zouden deze mensen hebben kunnen geloven in de Waarheid, toen deze nog stil in de moederschoot verbleef, terwijl ze later zijn woorden in de tempel minachtend hebben afgewezen? Wat zouden ze die nog onzichtbare Christus niet aangedaan hebben, zij die later hun heiligschennende handen aan Hem zouden slaan, niettegenstaande de schittering van zijn wonderen? Het is dus wel terecht, dat Jozef, die rechtschapen man, Maria in het geheim wilde verlaten om niet gedwongen te worden te liegen of een onschuldige in opspraak te brengen (H. Bernardus).

Overweging

Het feit, dat Jozef Maria niet wilde beschuldigen getuigt in haar voordeel, want het is een bewijs dat hij haar als heilig en onschuldig beschouwde, dit in tegenstelling met wat zijn ogen hem wilden doen geloven (H. Hieronymus).

Sint-Jozef navolgen

Een groot vertrouwen hebben in de vaderlijke goedheid van de heilige Jozef, ijverig verdediger van Jezus en hem werkelijk al onze zorgen toevertrouwen. God vertrouwde hem toe te waken over zijn kostbaarste schatten. Vragen wij die grote Heilige dan ook, ons op te nemen en ons te beschermen als zijn eigen kinderen.

GEBED IN ZWARE ZORGEN

O heilige Jozef, zie, met mijn zorgen kom ik tot U, ik, Uw onwaardig pleegkind. Op Uw vaderlijke hulp stel ik mijn gehele vertrouwen. Het heil van mijn ziel en van mijn lichaam beveel ik U aan. Aan U geef ik al mijn innerlijke en uiterlijke zorgen over. Laat mij alstublieft niet ongetroost van U weggaan. Leer mij, naar Uw voorbeeld, steeds mijn wil met de Goddelijke Wil te verenigen en ieder kruis geduldig te dragen! Smeek voor mij de reinheid van hart, van geweten en van lichaam af en alle noodzakelijke deugden. Sta mij, arme zondaar, bij in mijn laatste strijd, opdat ik éénmaal met U en met alle uitverkorenen God voor eeuwig moge beminnen en loven. Amen.

GEBED IN HET LIJDEN

Heilige Jozef, hoe zijt gij toch voor alle tijden schadeloos gesteld! Reeds geloofde ge, Uw boven alles beminde maagdelijke bruid te moeten verlaten, en daar werd ze U opnieuw geschonken, terwijl ge met heilige schroom hoorde dat ze de Moeder van de Heer was. Geleidelijk aan kwam het dan bij U op welke rol ge zoudt moeten spelen in het heilsplan van God. Gij hebt die rol op U genomen, en gij, de eenvoudige timmerman, hebt een kerstgeschenk ontvangen dat alles in de schaduw stelt wat de mensen ooit aan elkaar zullen kunnen geven.

Schenk ons het diepe inzicht, dat de Goddelijke Voorzienigheid ook in de nacht van het lijden bij ons tegenwoordig is, en dat ze ook tot ons haar reddende Engel zal zenden als het uur ervoor gekomen is. Want God helpt immer.

Verhalen

1. Trots en rancune

Enkele jaren geleden werd in een religieuze gemeenschap in Spanje op 19 maart een retraite beëindigd. De algemene vreugde werd getemperd door de houding van een van de deelnemers, die bleef volharden in een oude vete met een van zijn metgezellen.

Maar de heilige Jozef, aan wie men deze vervelende zaak toevertrouwde, zorgde voor het mooiste feestgeschenk.

En inderdaad, kort voor het middagmaal overwon de deelnemer zijn trots en rancune en ging opeens naar degene, die hij tot op dat moment steeds had genegeerd en hij omhelsde hem broederlijk. Onder tranen van vreugde verzoenden zij zich voor de ogen van hun diep ontroerde en dankbare vrienden.

2. De Krijgswet te Eger

In september 1938 werd de Krijgswet per decreet ingevoerd. De Tsjechische regering wilde hiermee de annexatie voorkomen van het Sudetengebied bij het ‘Reich’. Het hele professorenkorps moest in de schoolinrichting aanwezig zijn, alhoewel geen enkele leerling ter plaatse was.

Een vrouwelijke leerkracht vertelt:

“Rond 10.00 uur keer ik terug naar huis, onder het bidden van de Rozenkrans. In mijn hand hield ik een plaatje, een afbeelding van Sint-Jozef. Plots snelt een Tsjechische soldaat naar mij toe. Met de kolf van zijn geweer geeft hij me een slag op mijn linker schouder en brult: “Ter dood, die Duitsgezinde!” Achter mij hoor ik de bakker nog roepen: “Och God, daar slaan ze de juffrouw van de kinderopvang neer!” Hij durfde me echter niet te helpen.

Op hetzelfde ogenblik stond er een man met witte baard naast mij. Hij had een stok in de hand en droeg een hoed met brede boorden, zoals men Sint-Jozef voorstelt bij zijn vlucht naar Egypte. Hij sprak tot de soldaat: “Sla deze vrouw niet. Ze is er voor alle kinderen.” Verschrikt vluchtte de soldaat weg. Hij durfde niet eens om te kijken.

Mijn beschermer – het was niemand minder dan de heilige Jozef zelf – vergezelde mij tot aan mijn woning. Hij raadde me aan het rozenhoedje te bidden, ter ere van de Onbevlekte Maagd. “Wees voorzichtig, voegde hij eraan toe, want deze nacht zal men de brug laten springen”.

Ik had niet eens de tijd om me om te draaien en mijn beschermer te bedanken. Hij was reeds verdwenen. Mijn buurman, die vanuit zijn raam de hele gebeurtenis had meegemaakt, vroeg me dezelfde avond nog: “Wie was die pelgrim die zo plots verdween?” Voor mij was het Sint-Jozef zelf.

Het volgende feit bevestigt mijn mening.

Op 10 december 1945 worden de Duitse troepen definitief uit Tsjecho-Slowakije verdreven. Aan de grensplaats Wies patrouilleert de grenswacht. Voor mijn ogen zie ik dat een grenswachter de notities van een muziekleraar afneemt en ze rondstrooit in de sneeuw… Nu is het mijn beurt. Gewapende soldaten breken de sloten van mijn beide koffers open. Bovenop de inhoud zien ze een afbeelding van Sint-Jozef en in de andere een plaatje van Sint-Antonius. Wanneer hij dit ziet zegt de nu vriendelijke grenswachter tegen mij: “U bent geen Hitlergezinde, u bidden, wij niet schieten.”

De volgende groep onderging dezelfde lotgevallen als de muziekleraar.

Sint-Jozef, die ik steeds heb vereerd, heeft me opnieuw bijgestaan, op een manier die ik niet verwacht had.”
(M. Sch. uit: Sint-Jozef, ook uw toevlucht, A. M. WEIGL)

3. Vandaag zal ik sterven

Mijn grootmoeder was een zeer godvruchtige vrouw. Zij had een zeer groot vertrouwen in de heilige Jozef. Zij ontving de genade om te mogen sterven op het feest van Sint-Jozef, op 19 maart, en dit zonder voorafgaande ziekte.

Op die bewuste dag ging ze naar de kerk om te biechten en daarna ontving ze de Heilige Communie. Daar de kerk een heel eind van haar woning lag, ging zij bij haar terugkeer even binnen bij haar broer Jozef, om deze een zalig naamfeest toe te wensen. Tijdens hun gesprek zegt zij aan haar broer: “Vandaag ga ik sterven!” Oom Jozef barst uit in een schaterlach en vraagt:

– Hoe kan dat nu, je bent niet eens ziek! Vanwaar deze zekerheid?
– Sint-Jozef heeft het me vannacht gezegd, antwoordt zij.

En werkelijk, tegen de middag kreeg zij een hartaanval. Men ontbood de dokter en haalde een priester. Deze diende haar de laatste Sacramenten toe. Een uur later richt zij zich op in haar bed. Ze strekt de armen uit en met schitterende ogen roept zij uit: “Kijk, mijn dierbare vriend, Sint-Jozef, komt me halen.” Dan zakt haar hoofd terug op het oorkussen en ze sterft.

Dit gebeuren maakte op ons een zo geweldige indruk dat wij het ons hele leven niet meer zullen vergeten.

Op dezelfde datum, 19 maart van het daarop volgende jaar, trad ik in het klooster der Dominicanessen. Ik was amper 15 jaar (Zuster M. A. K. Zuid-Afrika).

4. De moed niet verliezen als hij niet onmiddellijk helpt!

Een vrouw uit Zwitserland schrijft:

Na mijn studies werd ik ziek: een zware buikvliesontsteking. Daarbij kwamen nog een embolie, long- en borstvliesontsteking en etteren van de blaas. Twee weken lang streed ik met de dood. Ik wist vroeger niet dat de satan ons in verzwakte toestand zo bijzonder heftig kan aanvallen. Ononderbroken bruiste mij een duivels gehuil in de oren. De demonische aanvallen waren zo hevig dat ik wenste nooit bestaan te hebben.

Toen viel me plotseling een lofrede in, die een capucijnerpater in mijn jeugd eens tot mijn moeder uitgesproken had. Ik beloofde derhalve door een vriend van mijn vader, een kunstenaar, een schilderij van Sint-Jozef te laten maken, als deze grote helper in de nood mij van deze helse aanvallen zou bevrijden en genezen.

En, zonder overdrijving, ogenblikkelijk weken de demonen die me voordien urenlang vervolgd hadden. Ik genas ook lichamelijk zo snel, dat ik reeds na vijf maanden de chirurgen een prentbrief kon sturen van een bergbeklimming op 3000 m. hoogte.

Geen dag gaat voorbij zonder dat ik Sint-Jozef aanroep, hetzij in de Rozenkrans, in de litanie of in de novene. Ik heb het zelf ondervonden: als we de heilige Jozef vurig en met vertrouwen vereren, zal hij ons wonderbaar leiden. Een grote St. Jozef-vereerder zei me eens: “Als de heilige Jozef niet onmiddellijk helpt, verlies dan de moed niet! Hij heeft veel werk, maar hij zal helpen op de gepaste tijd! Want ook hier geldt het woord van Jezus: ‘Zij die vertrouwen hebben, kunnen mijn genade verwachten’!”