Vijftiende dag – De Echtgenoot van Onze-Lieve-Vrouw

VIJFTIENDE DAG

De Echtgenoot van Onze-Lieve-Vrouw

Ga in uw geest het huisje van Maria binnen. Maria, de zeer reine Maagd, het levend voorbeeld voor alle andere maagden. Zie de Engel die tot haar spreekt in de beslotenheid van haar kamertje. Hij brengt haar een boodschap van Godswege. De Maagd bloost en is ontroerd. De Evangelist Lucas (1, 29) schrijft: Turbata est in sermone eius et cogitabat… – Zij schrok van dat woord en vroeg zich af..

Hoe? Maria is ontsteld in tegenwoordigheid van een bewoner van de Hemel: wie zal dan zo gelukkig zijn om zulk een nederigheid niet af te schrikken?

Die gelukkige is Jozef.

Maria aanvaardt hem als Echtgenoot. Voortaan is hij bij haar én thuis, én op hun reizen, én in de eenzaamheid. Het is niet alleen zo, dat zijn aanwezigheid haar niet in verwarring brengt, maar zij maakt er ook geen enkel bezwaar tegen om hem tot Echtgenoot te nemen. Het lijkt verbazingwekkend; ze bloost bij de aanwezigheid van de Engel en ze aanvaardt zonder aarzelen het gezelschap van een man!

Om in deze omstandigheden te zeggen, dat Maria zichzelf onderschatte, zou heiligschennis zijn… Men moet dus zeggen dat Jozef voor haar méér was dan een Engel.

Dat Sint-Jozef inderdaad boven alle Engelen verheven is, blijkt duidelijk uit de vele boodschappen die hij door hun tussenkomst ontving. De Engelen waren dus boodschappers en dienaars van Sint-Jozef… (H. Leonardus van Porto-Maurizio).

Na God is de heilige Jozef het eerste voorwerp van liefde van zijn zeer heilige Echtgenote, en hij heeft de eerste plaats in haar hart; want, omdat Maria volledig toebehoort aan de heilige Jozef, zoals de echtgenote toebehoort aan haar echtgenoot, zo behoorde het hart van Maria toe aan Jozef. Niet alleen behoorde het hem toe, maar indien er van de eerste christenen kan gezegd worden dat zij slechts één van hart en één van ziel waren, met hoeveel meer recht kan men van de gelukzalige Maagd en van haar heilige Echtgenoot zeggen, dat zij slechts één van Hart en één van ziel waren, door de heilige band van tederheid en liefde.

Het staat dus vast dat Jozef slechts één van hart is met Maria, en bijgevolg kunnen wij zeggen dat, omdat Maria slechts één van hart is met Jezus, Jozef slechts één van Hart is met Jezus en Maria.

Zodoende, gelijk er in de aanbiddelijke Drievuldigheid van Vader, Zoon en Heilige Geest drie personen zijn die slechts één hart hebben, zo zijn er in de drievuldigheid van Jezus, Maria en Jozef drie Harten die slechts één Hart zijn.

Gezegend zijt gij, o zeer beminnelijk Hart van Maria, voor al de blijken van genegenheid die U hebt voor deze grote heilige! Gezegend zij voor altijd Uw edel hart, o heilige Jozef, voor al de liefde die het opbracht en eeuwig zal opbrengen voor Jezus en voor Maria, voor al de zorgen die het gehad heeft om te voorzien in de noden van de Zoon en de Moeder, en voor al de smarten en angsten die het geleden heeft bij het zien van hun lijden, en de smaad en de slechte behandeling die het hen heeft zien ondergaan vanwege de ondankbare mensen! O grote Heilige, wij bieden U onze harten aan; verenig ze met het uwe, en met dat van Jezus en van Maria, hen smekend te zorgen dat deze vereniging onverbrekelijk en eeuwig zou zijn (H. Johannes Eudes, Oeuvres complètes, t. VII; p. 369).

Wij weten bijna niets over het leven van Sint-Jozef. Een schrijver uit de Oudheid heeft zelf wel eens opgemerkt, dat in de evangelieteksten niet één van zijn woorden is te vinden. Misschien dat de aandacht van de evangelisten geheel en al in beslag werd genomen door al het wonderbare, dat ze over de Verlosser van de wereld moesten optekenen en zich niet kon uitstrekken tot andere zaken. Misschien heeft de Heilige Geest gewild, dat dit stilzwijgen ons in zekere zin een indruk zou geven van de belangrijkste karaktertrekken van Sint-Jozef: zijn nederigheid, zijn liefde voor de eenzaamheid en het verborgen leven. Wat het ook is, deze eenvoudige schets van Sint-Jozef kan ons slechts in een geringe mate schadeloos stellen voor wat een zeer gedetailleerde beschrijving van het leven van deze grote Heilige zou hebben weergegeven. Ontroerende voorbeelden zijn voor altijd verloren gegaan. Voortreffelijke leefregels zijn voor eeuwig begraven in de vergetelheid. Zij, die in de echt zijn verbonden, zouden dit gemis het meest betreuren vanuit hun eigen belang doch niet vanuit dat van Sint-Jozef. Wanneer de Heilige Schrift slechts dit ene woord Vir Mariae – hij was de bruidegom van Maria, over Hem had vermeld, dan zou zij ons al voldoende hebben gezegd over de uitzonderlijke heiligheid van Sint-Jozef en voldoende stof hebben gegeven aan christelijke redenaarstalenten.

Zonder mij te beklagen over de beperktheid van mijn onderwerp, moet ik zelf wel toegeven dat deze twee woorden voor mij een zò ruime betekenis inhouden, dat ik daardoor overweldigd ben en ook door de omvangrijkheid en de uitmuntendheid van zaken, die deze woorden uitdrukken. Als ik de omvangrijke betekenis ervan zou kunnen weergeven, dan is het nog te betwijfelen of een volledige lofrede over deze onvergelijkelijke Echtgenoot mogelijk zou zijn. Omdat ik u alleen op deze wijze tevreden kan stellen, kan ik – volgens mijn overtuiging – niets anders doen dan mij tot de Heilige Maagd te wenden. Ik vertrouw erop dat zij belang stelt in de glorie van Sint-Jozef, die door zijn heilige banden zich zo geliefd heeft gemaakt. Ik hoop, dat zij voor u de genade van inzicht moge verkrijgen, die de zwakheid van mijn woorden en gedachten zal aanvullen. Zelfs indien er geen redenen bestaan om de lof van Sint-Jozef te bezingen, zou men het zeker moeten doen door het verlangen om Maria te behagen.

Het is aan geen twijfel onderhevig, dat Maria sterk deelt in de verering van deze Heilige en dat zijzelf voelt, dat deze ook op haar afstraalt. Dit afgezien van het feit, dat zij hem erkent als haar ware Echtgenoot en dat zij in die hoedanigheid altijd voor hem alle gevoelens heeft gehad, die een deugdzame vrouw moet hebben voor degene met wie de Heer haar zo hecht heeft verbonden. Een diepe erkentelijkheid moet haar hebben bezield ten opzichte van haar heilige Bruidegom, door zijn gezag en de eerbiediging van haar maagdelijke zuiverheid. Die erkentelijkheid was zo groot, dat de liefde die zij had voor die deugd bijgevolg niet groter kon zijn dan haar ijver voor de glorie van de heilige Jozef.

( … ) Men zou Sint-Jozef moeten vereren, al was er geen enkele andere reden dan het feit dat hij de Echtgenoot was van Maria. Ik herhaal dat men het zou doen, zelfs al viel er niets anders van hem te vertellen dan dat hij de Echtgenoot was van Maria.

Het ganse leven van Sint-Jozef kan men in tweeën delen: het eerste deel was zijn leven dat zijn huwelijk voorafging; het tweede deel volgde na zijn huwelijk. We weten absoluut niets van het eerste deel, en slechts zeer weinig van het tweede deel.

Het eerste deel was zeker heilig omdat het bekroond werd met een zo bevoorrecht huwelijk. Het tweede deel was zeker nóg heiliger omdat alles gebeurde binnen dit huwelijk. Ik wil daarmee zeggen dat dit glorierijk verbond de vrucht was van de hoge graad van heiligheid, die Sint-Jozef reeds bereikt had en dat dit de oorzaak was van een nóg grotere heiligheid waartoe hij sindsdien werd verheven.

Ik zal niet proberen u alle vooruitgang te laten inzien die hij maakte in de heiligheid gedurende de dertigjarige periode dat hij leefde met de allerheiligste onder alle vrouwen: daartoe zou men u heel wat dingen moeten doen begrijpen die het menselijk verstand te boven gaan. Maar om u te helpen om enig beeld te vormen van de voordelen die hij verkreeg van een zo heilig gezelschap, zonder u iets te zeggen dat uw voorstellingsvermogen te boven gaat, lijkt het me dat het volstaat u heel kort attent te maken op het voorbeeld van Maria, haar ijver en haar invloed bij God. Deze hebben voortdurend de heiliging van haar Echtgenoot bevorderd.

Ik zou te lang uitweiden, indien ik hier nader zou ingaan op de kracht van het goede voorbeeld en handelen over het geheime vermogen dat de heiligheid heeft om door te dringen in de geest en zelfs overgenomen te worden in de gewoonten van hen die omgaan met edele mensen. Het is zeker dat men zich in zekere zin veranderd voelt en als doordrongen met de geur van zijn godsvrucht, zelfs na een contact van een uur met iemand die vervuld is van Gods geest. De H. Johannes Chrysostomus zegt, dat als in zijn tijd een man slechts één dag had doorgebracht bij de Heiligen, die in de eenzaamheid leefden en ook al had hij hen alleen maar uit louter nieuwsgierigheid bezocht, zijn vrouw, zijn bedienden en al zijn vrienden toch bij zijn terugkeer konden merken, dat hij uit de woestijn terugkwam en in het gezelschap had verkeerd van deze aardse Engelen.

Als dat zo is, welk voordeel heeft Sint-Jozef dan wel gehad van zovele jaren dat hij praktisch voortdurend gesprekken had met de Heilige Maagd? Alleen al de aanwezigheid van een zo ingetogen, zo nederige, zo heilige persoon als zij, alleen al het zien van een zo volmaakt en zo uitstekend voorbeeld kon toch niet anders dan aansporen tot een grote liefde voor allerlei deugden en een brandende liefde om ze te verwerven? Beeld u eens in, indien mogelijk, van hoeveel grote voorbeelden Sint-Jozef de enige getuige was en welke indruk deze voorbeelden moesten maken op zijn ziel.

Ik twijfel er geenszins aan, dat zelfs de stilte van Maria buitengewoon leerzaam was en dat het zelfs voldoende was haar te bezien om zich aangespoord te voelen om God te beminnen en heel de rest te verachten. Maar wat moeten de gesprekken wel geweest zijn met een ziel waar de Heilige Geest woonde, waar God de volheid van Zijn genaden had geschonken, die meer liefde bezat dan alle serafijnen tezamen! Met welk vuur sprak zij als ze haar mond opende om de gevoelens van haar hart te uiten! Welke koude, welk ijs zou dit vuur niet hebben doen smelten! Maar welke uitwerking had dit op Sint-Jozef die reeds zo’n gemoedstoestand had om zo in liefde te ontbranden! Het enige denkbeeld, dat men in zichzelf kan vormen over de geheime gesprekken, die zij zo dikwijls samen hadden, over de geheimen die zich voor hun ogen voltrokken en op de genaden die ze alle dagen ontvingen, dit beeld alleen al is sprekend en draagt bij, dunkt me, tot ingetogenheid en vurigheid. Maar wie kan zich inbeelden welk resultaat deze gesprekken zelf hadden voor hem aan wie Maria haar bewonderenswaardige kennis meedeelde!

De Heiligen zetten aan tot heiligheid, zelfs onopzettelijk. Het werkt aanstekelijk, als ik zo mag zeggen, en het deelt zich mee zonder dat men eraan denkt. Door zijn samenleven met Maria zou Jozef zo een buitengewone vooruitgang gemaakt hebben, zelfs al zou ze er zich niet op toegelegd hebben hem steeds volmaakter te maken. Het is wel zeker dat ze meer ijver aan de dag legde dan alle apostelen, en dat zij – indien haar geslacht dit betaamd had – uit de afzondering zou zijn getreden en geheel alleen de wereld zou hebben doorkruist en bekeerd. Deze grote ijver richtte zich echter gedurende haar hele huwelijksleven op de heiliging van haar Echtgenoot. De rangorde van de barmhartigheid eiste van haar, dat hij als eerste in aanmerking kwam en gedurende al die tijd was hij het enige onderwerp. Dit grote vuur, bij machte geheel de aarde te ontsteken, had slechts het hart van Jozef te verwarmen en te verteren gedurende zovele jaren. Denkt u, dat ze dit vuur nutteloos heeft onderhouden en aangewakkerd? Sint-Gregorius van Nazianze, die sprak over de ijver van de H. Gorgone om haar echtgenoot te bekeren, verhaalt dat deze des te groter was omdat het haar toescheen dat slechts de helft van haar hart God beminde zolang haar man nog in de heidense duisternis vertoefde. Als Maria hetzelfde gedacht heeft, als ze meende dat het hart van Jozef een deel van het hare was, welke zorg moet ze dan niet gehad hebben om het te ontsteken in liefde voor God! Ik twijfel er niet aan of ze heeft gewenst hem even intens te bezielen als ze zelf was, en dat ze zonder ophouden eraan heeft gewerkt, en dit met al de vurigheid die men kon verwachten van de ijverigste van alle schepselen. Geloof echter niet, dat ze in haar ijver haar plaats heeft vergeten en dat ze haar plichten verwaarloosde tegenover hem, die ze als haar heer en meester erkende. Alhoewel de volmaakte eenheid die tussen hen heerste hem de vrije hand gaf, alhoewel Jozef die haar verdiensten kende voor haar alle eerbied en al de verering had die hij verschuldigd was aan de Moeder van zijn God, toch is het zeker dat hij nooit enig voordeel trok uit de inschikkelijkheid en eerbied die hij voor haar had, en zij nam nooit de toon of de houding van een geleerde aan om hem deelgenoot te maken van de grote kennis, die zij had van geestelijke zaken. Deze grote ijver ging gepaard met een eenvoud en een nederigheid die deze nog doeltreffender maakte. Al vragend onderwees zij, al handelend moedigde zij aan; ze overtuigde door te tonen, dat ze zelf overtuigd was. Het was veel voor een ziel, zo goed voorbereid als die van Sint-Jozef; het was veel voor een man, die vurig de volmaaktheid wenste, die slechts vroeg te groeien, vooruitgang te boeken, die alle daden gadesloeg, die al de woorden van Maria opving, ze zonder ophouden bestudeerde en niets uit het oog verloor om de schatten te ontdekken, die zij zo vurig wenste te delen met hem… (Sint-Claude de la Colombière)

Moge het christenvolk de gewoonte aannemen, “insuescat”, om hulp en bijstand af te smeken van zowel de Heilige Maagd en Moeder Gods als ook van de gelukzalige Jozef haar zeer zuivere bruidegom met een geest van vertrouwen: dit zal stellig de Heilige Maagd zeer aangenaam zijn, wij hebben alle goede redenen om het te geloven.
(Benedictus XV, Mom Proprio, 25.7.1920)

Overwegingen

Onze-Lieve-Vrouw en haar Zoon kunnen aan de H. Jozef niets weigeren (H. Franciscus van Sales).

Alles wat de bruid toebehoort, behoort ook toe aan de bruidegom; ik geloof dus dat de Gelukzalige Maagd, de schat van haar hart, Jezus, deelde met Sint-Jozef (H. Bernardinus van Siena).

Op 24 december 1896 schrijft de H. Theresia van het Kind Jezus, in naam van de Heilige Maagd Maria, een brief naar haar zuster:

“… Ik zou je zo graag troosten, maar als ik het niet doe, komt dat omdat ik de waarde ken van het lijden en van de zielsangst. O mijn lief kind! Als je wist hoezeer mijn ziel ineenkromp van leed, toen ik mijn tedere Echtgenoot Sint-Jozef bedroefd zag terugkomen, zonder ook maar ergens onderdak gevonden te hebben… !”.

O gelukzalige Jozef, door de wederzijdse liefde tussen U en Uw heilige Bruid Maria, geef ons Haar te mogen dienen, te waarderen en te beminnen met al onze krachten. Bemin Haar, zegen Haar, verheerlijk Haar in mijn naam! (H. Alfons de Liguori)

Sint-Jozef navolgen

Vragen wij aan de zeer Heilige Maagd Maria, dat zij ons moge helpen haar Echtgenoot, Sint-Jozef, te doen kennen en beminnen.

HET WEESGEGROET TOT SINT-JOZEF

Wees gegroet, heilige Jozef! God heeft U met zijn gaven rijk bedeeld. Op Uw armen mocht Gij de Verlosser dragen en onder Uw ogen groeide Hij op. Gij zijt gezegend onder alle mannen en gezegend is Jezus, het Goddelijk Kind van Uw maagdelijke Bruid.

Heilige Jozef, zorgvolle Verdediger van Christus, Beschermer van de Heilige Kerk, bewaarder van het Heilig Huisgezin en van het onze, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen. (H. Ludovicus-Maria Grignion de Montfort)

Verhalen

1. Ook Sint-Jozef verscheen in Fatima

Even terug in de tijd… 1917. Enkele maanden voordat in Rusland de communistische revolutie begon, verscheen aan de andere kant van Europa de Moeder Gods aan drie herderskinderen op elke dertiende van de maand vanaf mei tot en met oktober. Op dertien oktober maakte Maria zich bekend als Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans.

“Ik ben gekomen om de gelovigen aan te sporen hun leven te veranderen en Onze Lieve Heer niet meer door de zonde te bedroeven. Ik vraag, dat men de Rozenkrans bidt en ik verlang hier op deze plaats een kapel.”

Maria spreidde haar handen weer open en terwijl zij hemelwaarts steeg, kreeg Lucia de indruk, dat ze naar de zon wees. Daarom riep het meisje: “Kijk naar de zon!” De tienduizenden stonden in de modder, doorweekt van de hele morgen in de motregen te staan. Inderdaad brak de zon door de wolken. Ze leek op een zilveren schijf. Ze werd als een rad van vuur en begon rond haar eigen as te draaien met duizelingwekkende snelheid. Ze veranderde voortdurend van kleur en wekte soms de indruk, dat ze op de aarde zou neerstorten. Tot driemaal toe hernam ze haar fantastische dans in de ruimte, terwijl tienduizenden ademloos toekeken. Velen vielen op hun knieën om het Credo te bidden. “Ik geloof in God de almachtige Vader…”

Om ons te tonen, dat zij haar bruidegom, Sint-Jozef, niet vergeet nu zij in de Hemel is, wenste Onze-Lieve-Vrouw, dat hij bij de laatste verschijning zichtbaar aan haar zijde was en ook Onze Heer Jezus Christus. De Heilige Familie op aarde bestaat ook in het Paradijs.

Na het verdwijnen van Onze-Lieve-Vrouw, verhaalt Lucia:

“Wij zagen naast de zon de heilige Jozef met het Kind Jezus in de armen en Maria in het wit gekleed met een blauwe mantel. De verschijning vertoonde zich niet ter hoogte van de groene eik, maar in de lucht naast de zon en gedurende de gehele tijdsduur van het zonnewonder. Ik zag Sint-Jozef en het Kind Jezus, naast Onze-Lieve-Vrouw. Het Kindje Jezus lag in de armen van Sint-Jozef en was nog zeer klein, ongeveer een jaar oud. Beiden waren gekleed in een licht rood kleed.

De heilige Jozef en het Kind leken met een handgebaar in de vorm van een kruis de wereld te zegenen. Kort daarna, toen deze verschijning weg was, zag ik Onze Lieve Heer, zoals voordien Sint-Jozef, met hetzelfde handgebaar de wereld zegenen.

Ook deze verschijning verdween en opnieuw kreeg ik Maria te zien, ditmaal dacht ik dat zij geleek op de Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Carmel.”

2. Don Bosco en het schilderij van Sint-Jozef

Men kent het beroemde schilderij op het altaar van Sint-Jozef in de kerk van Maria Middelares in de Valdocco-wijk te Turijn. De inzegening gebeurde de 26 April 1874, op het feest van Sint-Jozef, de beschermheilige. Dit schilderij werd bedacht door Don Bosco zelf en werd geschilderd door de kunstenaar Thomas Lorenzoni (de auteur van de Maria Middelares, Hulp der Christenen). Zoals altijd zorgde Don Bosco er met grote zorg voor dat zijn werk kon begrepen worden door de eenvoudigen: de aanblik alleen van deze compositie moet hen wel de macht en de waardigheid van Sint-Jozef duidelijk maken.

Deze houdt in zijn armen het Kind Jezus dat op zijn knieën een korf vol witte en rode rozen draagt. Hij neemt een voor één de bloemen uit de korf en biedt ze zijn voedstervader aan, die ze uitstrooit over de zielen. In de witte rozen zien wij het beeld van de genaden die wij wensen te ontvangen; de rode, de kostbaarste, symboliseren de genaden en de blijken van liefde die God wenst te geven.

De Moedermaagd is eveneens uitgebeeld op het schilderij: ze staat rechtop bij het Kind Jezus; haar gelaat drukt een intens geluk uit omwille van het machtig vermogen tot voorspraak die de Redder liefdevol toekende aan Sint-Jozef.

3. Brief door een diep christelijke moeder geschreven

Ik hou zeer veel van Sint-Jozef, daarom verheugt het mij u een gebeurtenis, die bij ons plaats vond, mede te delen. Misschien zal het u tamelijk onbeduidend schijnen, toch meen ik het te moeten vertellen.

Mijn zoontje van nauwelijks vijf jaar oud, draagt de mooie naam van Jozef en vertrouwt zijn beschermheilige ten zeerste. Onlangs zag ik mijn lief kind een prachtig boeket voor het beeld van Sint-Jozef plaatsen en gelijktijdig knielen en zijn geldbeugel wijd open voor hem houden. Ik vermoedde wel dat dit een verzoek voor geld moest zijn en nam mij voor zijn zuiver geloof te belonen.

Maar ja, door iets anders afgeleid was ik mijn kleine Jozef en zijn beurs helemaal vergeten.

‘s Avonds tijdens mijn gebed, precies op het ogenblik dat ik de engelachtige Echtgenoot van Maria aanriep, vielen mijn ogen op de open geldbeugel van mijn zoontje die voor het beeld van Sint-Jozef lag. Onmiddellijk stond ik op en stak er wat geld in.

O! Merkwaardige bezorgdheid van de Voorzienigheid!

O! Ontroerende minzaamheid van Sint-Jozef! Zonder te weten had ik juist het gevraagde bedrag in de beurs van het kind gestoken. Ik kon mij van deze werkelijkheid overtuigen want de volgende dag kocht hij de twee speelballen die hij al zolang had willen hebben.

Ik denk dat Sint-Jozef gaarne de naastenliefde van het kind heeft willen belonen, want meermaals had hij deze som bijeengebracht, doch altijd liever aan de armen gegeven daar hij hulp verlenen verkoos boven zijn eigen vermaak, ondanks dat hij er zoveel zin in had.

4. Moeilijkheden met opgroeiende kinderen

Ik heb een groot gezin te verzorgen en de moeilijkheden met de opgroeiende kinderen zijn ook bij ons te voelen. Altijd, als het bijzonder erg is, bid ik een novene tot de heilige Jozef en ik moet zeggen, hij heeft me iedere keer geholpen, altijd heel snel.

Ik heb beloofd dit mede te delen. Ik zal ook verder tot hem bidden in blind vertrouwen (E. R. in D.).