8. EEN SCHREEUW UIT DE GEVANGENIS 
8. EEN SCHREEUW UIT DE GEVANGENIS 
 “Breng vandaag de zielen bij Mij die op bijzondere wijze mijn Barmhartigheid eren en verheerlijken, en dompel ze onder in mijn Barmhartigheid. Deze zielen hebben op de meest levendige wijze deelgenomen aan het lijden van mijn Passie en zijn het diepst doorgedrongen tot mijn Geest. Ze zijn de levende weerspiegeling van mijn compassie vol Hart. Deze zielen zullen op bijzondere wijze schitteren in het toekomstige leven. Geen van hen zal naar het vuur van de Hel gaan. Elk van hen zal ik op bijzondere wijze verdedigen tijdens het uur van hun dood.” (Jezus aan Zr. Faustina Kowalska, Klein Dagboek § 1224)
Aan de Oostkant van de Verenigde Staten woont Zr. Faustina van Jezus. Zij leeft er als religieuze bij de Apostolische Zusters van Sint Jan. Voordat zij intrad bij deze gemeenschap was zij voor twee jaar mijn assistente in Medjugorje. Deze zuster is begiftigd met een speciaal charisma, zij bezoekt namelijk de gevangenen. En niet om het even welke, maar de allergrootste criminelen. Zij die voor jaren opgesloten moeten zitten. Die alles bij elkaar opgeteld wel honderd jaar moeten vastzitten. Ik zeg met opzet ‘wel honderd jaar’, want voor elk delict dat ze hebben begaan moeten zij jaren gevangenisstraf uitzitten. Ik laat haar aan het woord:
“De eerste keer dat ik de gevangenen ging bezoeken, dat was in november 2008, stuurde men mij naar de afdeling waar het extra beveiligd is, en waar de gevangenen helemaal in eenzaamheid leven. Aan elke zijde van de gang bevonden zich acht cellen. Toen ik er was aangekomen schreeuwde een van de gevangenen: “Hé, jongens, er is een zuster aanwezig.” En dit stelde mij op mijn gemak. Naar aanleiding daarvan gingen alle gevangenen dicht bij de deur van hun cel staan waarin een raam met extra beveiligd glas was aangebracht. Ik keerde me naar de cel waar de roep vandaan was gekomen en liep naar degene die mij had aangekondigd bij zijn medegevangenen. Toen ik bij de deur van zijn cel aankwam, zag ik dat hij zes tranen op zijn gezicht had getatoeëerd. Ik wist dat bij de gangsters een getatoeëerde traan symbool stond voor het feit dat ze iemand hadden vermoord. Toen ik de zes tranen op zijn gezicht zag, kreeg ik rillingen over mijn rug. Deze man was een neger. Hij keek me aan en zei zeer oprecht:
-Wat komt een zuster in deze hel doen?
Ik antwoordde hem:
-Ik ben hier omdat Jezus is gekomen om alle tranen te drogen.
Ik denk dat de heilige Geest mij dit had ingefluisterd, want het bleek de lezing te zijn van de Mis van die dag. Hij bleef een moment sprakeloos en keek mij vervolgens recht in de ogen en zei:
-Dat is niet iets om een grapje over te maken.
-Weet je, ik ben hier, omdat de eerste mens die in de Hemel is aangekomen een crimineel was.
Vervolgens sprak ik hem over de ‘goede moordenaar’. Men moet weten dat in het Grieks, in de oorspronkelijke tekst van het Evangelie, het woord crimineel hiervoor wordt gebruikt.
-Weet je, de ‘goede moordenaar’ erkende dat zijn veroordeling juist was, dat het terecht was dat hij gekruisigd zou worden voor hetgeen hij had gedaan. Hij had echt meer gedaan dan het stelen van een koekje uit een koektrommel; het was een echte crimineel. In het begin was hij gekant tegen Jezus, zoals ook de andere crimineel, die aan de andere kant naast Jezus was gekruisigd. Maar op een gegeven moment begon hij iets te begrijpen … Hij draaide toen zijn hoofd naar Jezus en zei: “Heer, denk aan mij als Gij aankomt in uw Koninkrijk.” En Jezus zei toen tegen hem: “Vandaag nog zult gij met mij zijn in het Paradijs.” De eerste man dus die in het Paradijs aankwam was een crimineel, en daarom ben ik hier.
-Probeert u mij nu werkelijk te zeggen dat ik nog een kans heb?
-Een kans waarvoor?
-Een kans … dat ik niet naar de Hel zal gaan. Heb ik nog een kans dat ik naar de Hemel zal gaan?
-Maar zeker. Daarvoor ben ik hier gekomen. Jezus is gekomen om al onze tranen te drogen, en ook om de tranen weg te vegen die jij op je gezicht hebt getatoeëerd.
Hij was er volledig van ondersteboven en vervolgens vroeg hij mij:
-Bent u zeker van wat u zegt?
-Gegarandeerd. Als je God werkelijk om vergeving vraagt ten aanzien van hetgeen je hebt gedaan, dan zal de Heer je dat vergeven en Hij zal je meenemen om met Hem te zijn in de Hemel.
Vervolgens stond hij erop dat hij mij zijn naam zou mogen geven, of in ieder geval zijn schuilnaam:
-lk heet HB (zijn echte naam zullen we nooit te weten komen). Alstublieft, bid voor mij dat ik in de Hemel mag aankomen zoals die crimineel.
Ik verzekerde hem van mijn gebed en vervolgens liep ik naar de cel die naast zijn cel was gelegen. Maar aan de andere kant van de gang zat een vriend van HB vast, die hem begon te ondervragen:
-Wat heeft die non tegen je gezegd? Vertel op. Wat heeft ze gezegd?
Om elkaar te kunnen verstaan moesten ze tegen elkaar schreeuwen. Dus met luide stem begon HB vanuit zijn cel naar de overkant van de gang te schreeuwen:
-MO (dat was de schuilnaam van de andere gangster), ze heeft me gezegd dat ik nog een kans heb om naar de Hemel te gaan. En hij herhaalde het nogmaals om zichzelf ervan te overtuigen:
-Ze heeft me gezegd dat ik nog een mogelijkheid heb om ten Hemel op te stijgen, stel je eens voor. Ze heeft me gezegd dat ik nog een kans heb om naar de Hemel te gaan. Ik ben niet definitief tot de Hel veroordeeld. Ik kan nog in de Hemel aankomen.
En hij bleef het maar herhalen …
Daarop liep ik terug naar zijn cel en zei tegen hem:
-Dat is het. Geweldig. Ga door met het verkondigen van de Blijde Boodschap.
Die dag was het de eerste en de laatste keer dat ik hem zag. Ik ben elke week naar deze gevangenis teruggekeerd, maar hij was overgeplaatst naar de Staatsgevangenis. In de gevangenis die ik bezocht bevonden zich de criminelen die in afwachting waren van hun rechterlijk oordeel. Daardoor verdween er daar soms een van de gedetineerden omdat hij was overgeplaatst naar een andere gevangenis. Soms moest een gevangene er wel twee of drie jaar wachten op zijn gerechtelijke uitspraak, voordat hij definitief werd overgeplaatst.
Over het algemeen, wanneer ik bij hun celdeur met hen sprak, stelde ik hen voor om met hen te bidden. Zo was er een gevangene die absoluut niet wilde bidden. Hij heette Nashon. Ik bezocht hem zes maanden, en elke keer als ik bij zijn celdeur kwam vroeg ik hem: “Wil je met me bidden?” En dan antwoordde hij: “Nee, ik bid niet.” Daarom zei ik op een dag tegen hem:
-Zeg eens, ik kom al zoveel weken en maanden bij je op bezoek en toch bid je niet.
-Nee, antwoordde hij, ik bid niet. Ik wil namelijk niet hypocriet zijn, want ik weet dat ik precies hetzelfde delict opnieuw zal begaan op het moment dat ik in vrijheid word gesteld.
-Wel, dat is heel eerlijk. Maar als je bidt dan zal misschien het verlangen om weer eenzelfde delict te begaan verdwijnen.
Vervolgens keek hij mij totaal vervreemd aan, want hij was geheel overdonderd door deze uitspraak, en daarop zei ik tegen hem:
-Kom op, op de knieën!
Toen ging hij op de knieën en we begonnen te bidden. Daarna hebben we elke week samen gebeden en zijn hart begon beetje bij beetje te veranderen.
De meeste criminelen die ik heb bezocht gingen over tot gebed. Vooral degenen die in de isoleercellen waren opgesloten wilden in het begin absoluut niet bidden. Meestal weigerden ze een of twee maal om met mij te bidden, en daarna begonnen ze toch met mij te bidden. Dan zei ik tegen hen: “Weet je, Jezus heeft gezegd: Daar waar twee of meer in mijn Naam verenigd zijn, daar ben ik in hun midden.” Als twee mannen zich samen in dezelfde cel bevonden, dan zei ik tegen hen: “Ik weet dat jullie elkaar niet gekozen hebben, maar nu, op dit moment kunnen jullie elkaar kiezen en broeders worden in Christus, en zo zal Christus in jullie cel aanwezig zijn.”
Enkelen van hen hebben dat gedaan, en die begonnen dan samen te bidden. Twee van hen heb ik teruggezien buiten de gevangenis, toen hun detentie erop zat. Ze zeiden tegen mij: “Toen we in de gevangenis waren, hebben we besloten dat als we vrij zouden komen we dan samen een appartement zouden gaan delen, en nu helpen we elkaar met alles.”
Ik heb eens een andere gevangene ontmoet. Ik kan zijn naam niet noemen, want hij is over de hele wereld bekend vanwege zijn buitensporige misdaden. Hij had overal op zijn vier muren afbeeldingen van Satan getekend. Ik wist welke misdaden hij had begaan. Meestal weet ik niet van de gevangenen welk misdrijf ze hebben gepleegd, maar in zijn geval wist ik dat wel. Elke keer als ik door de gang liep waar zijn cel was gelegen bezocht ik hem bij zijn celdeur. Op een dag had de Heer mij geïnspireerd om op een briefje een evangelietekst te schrijven: “Wij zijn dus gezanten van Christus, God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus’ Naam: laat u met God verzoenen. Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden. Als Gods medewerkers sporen wij u aan: zorg dat ge zijn genade niet tevergeefs ontvangt. Hij zegt immers: Op de gunstige tijd heb ik u verhoord, op de dag van het heil ben ik u te hulp gekomen. Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil” (2 Kor 5, 20). Ik heb dat op een stuk papier geschreven en ik heb aan een van zijn bezoekvrijwilligers gevraagd om dit papiertje onder zijn deur te schuiven. De week erop heeft hij gevraagd om met mij te mogen bidden. Gedurende een langere periode heeft hij verschillende keren met mij gebeden, maar daarna ben ik hem uit het oog verloren. Hij is overgeplaatst naar de Staatsgevangenis en het contact met hem is daardoor verwaterd. Hij had driemaal levenslang gekregen. Ik denk dat hij 30 of 31 jaar oud was…
In de Verenigde Staten kunnen zelfs kinderen veroordeeld worden tot een levenslange gevangenisstraf. Het betreft hier minderjarigen van 12, 13 of 14 jaar. Als ze tijdens het begaan van een misdrijf 15 jaar zijn, dan kunnen ze levenslang krijgen. Vaak zitten ze dan gevangen op een plaats waar ze ver weg zijn van hun familie. In het begin krijgen ze meestal nog wel bezoek, maar na een zekere tijd wordt dat minder. In de isoleercellen zitten 120 gedetineerden gevangen, en ongeveer 15 à 20 van hen ontvangen daadwerkelijk bezoek. Ik heb een aantal gevangenen ontmoet die op 15-of 16-jarige leeftijd een misdaad hadden gepleegd. Deze kinderen worden als ze de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt overgeplaatst naar een gevangenis voor volwassenen. Om hen tegen de anderen te beschermen worden ze opgesloten in een isoleercel. Dit betekent dat ze net als de andere gevangenen 23 uur per dag eenzaam opgesloten zitten. Ze hebben dan het recht om een half uur per dag hun cel te verlaten. Ze kunnen dan een kwartier telefoneren, wat hen 5,- dollar kost, en ze mogen in de gang heen en weer lopen. Ze hebben geen toestemming om naar buiten te gaan. Het enige moment dat ze wat frisse lucht kunnen inademen is wanneer ze naar de rechtszaal moeten. Waarbij ze dan aan elkaar worden vastgeketend en worden behandeld als beesten. Vervolgens worden ze dan opeengepakt en in een grote vrachtwagen gestopt. Een van hen zei eens tegen mij: “Het is hier alsof je al dood bent, en enige verschil is dat je nog niet koud wordt.”
De psychiatrische afdeling. Ik blijf stilstaan bij een van de cellen en de bewaker zegt tegen mij: “Nee, niet hij, mijn zuster, dat is de moeite niet waard.” De man stond geheel bewegingloos rechtop bij zijn celdeur. Ik probeerde om wat met hem te praten. Ik vroeg hem hoe hij heette. Maar hij knipperde zelfs niet met zijn ogen, niets, helemaal niets, geen enkel teken van contact. Toen begon ik te bidden, want ik kon niets anders voor hem doen. Ik maakte een kruisteken en de man zag dat. Vervolgens maakte ook hij een kruisteken. Ik riep de bewaker en zei tegen hem: “Ziet u, het is wél de moeite waard: kijk naar hem.” Ik maakte toen voor de tweede maal een kruisteken en de man achter de deur van zijn cel deed dat ook opnieuw. Toen begon ik hardop te bidden. Ik bad een Onze Vader en een Wees gegroet Maria. Ik bad één à twee minuten en vervolgens zei ik tegen de gevangene: “Ik kom volgende week terug en dan kom ik je weer opzoeken.” De week erna zat hij in een andere cel, maar nog steeds op de psychiatrische afdeling. Hij riep naar mij: “Oh, dank je wel, dank je wel”.
“Dank je wel voor wat?”
“Dank je wel dat je de vorige week de tijd voor me hebt genomen.”
“Wat is er sindsdien met u gebeurd?”
“Ze hebben me gedrogeerd. Ik wist zelfs niet meer wie ik was. Maar jou kan ik me goed herinneren. Ik kan me herinneren dat je een tijdje met mij hebt doorgebracht. Dank je wel, dat je de tijd voor me hebt genomen.”
In die gevangenis noemen de gevangenen mij ‘Sister OG’, wat wil zeggen: ‘Zuster, Originele Gangster’. OG wil zeggen dat je een bepaalde status hebt onder de gangsters. Ze noemen mij ‘Zuster OG’ om mij te tonen hoezeer ze mij bij zich hebben opgenomen. Het is een titel van noblesse. Ook onderling noemen ze elkaar ‘OG’, zoals je ‘mijn zuster’ zegt tegen je medezusters wanneer je de religieuze geloften hebt afgelegd. Wanneer ik mij voorstel aan de gangsters, dan zeg ik: “Goedendag, ik heet Zuster OG.” Ze weten dan niet hoe ze het hebben van de pret. Het brengt een eigen effect met zich mee: het ijs wordt er meteen door gebroken. Het is een buitengewoon instrument ter evangelisatie.
De ervaring van deze bezoeken heeft mij geleerd, dat als we Gods Barmhartigheid werkelijk verkondigen, zij ook wordt ontvangen.

Wil je heb boek bestellen, klik dan hier

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *