Eerste boek
Richtlijnen voor het innerlijk leven
Hoofdstuk 17
Het kloosterleven
- Het is nodig dat gij leert in veel dingen uw eigen wil prijs te geven, als gij de vrede en de eenheid met anderen wilt bewaren.
- Het is niet gering in een klooster of gemeenschap te leven, daar zonder onenigheid met allen om te gaan en er trouw te volharden tot de dood.
- Zalig hij die daar zijn leven goed heeft doorgebracht en gelukkig heeft voleind.
- Als gij stand wilt houden zoals het behoort en vooruit wilt gaan, gedraag u dan als een balling en pelgrim op aarde.
- Gij moet dwaas worden om Christus’ wil als ge een kloosterlijk leven wilt leiden.
- Habijt en kruinschering dragen daartoe weinig bij, maar de verandering van levenswijze en een totale overwinning over uw eigen neigingen maken de ware monnik.
- Wie iets anders zoekt dan alleen maar God en zijn geestelijk heil zal niets anders ontmoeten dan kwelling en verdriet.
- Ook hij kan niet lang in vrede blijven, die er niet op uit is de minste te zijn en aan allen onderdanig.
- Gij zijt gekomen om te dienen, niet om te heersen: weet uzelf geroepen tot geduldig verdragen en hard werken, niet om in nietsdoen rond te hangen en beuzelpraatjes te verkopen.
- Hier worden de mensen dus getoetst als in het vuur het goud.
- Hier kan niemand het uithouden, behalve als hij zich met heel zijn hart wil vernederen ter liefde Gods.