Hoofdstuk 20 Liefde voor eenzaamheid en stilte

Eerste boek

Richtlijnen voor het innerlijk leven

Hoofdstuk 20

Liefde voor eenzaamheid en stilte

  1. Zoek een geschikte tijd om met uzelf alleen te zijn en denk dikwijls na over de weldaden van God.
  2. Laat los wat alleen maar interessant is; lees eerder wat dient tot ernstige bezinning dan wat slechts de tijd vult.
  3. Als gij u onttrekt aan al dat overbodige gepraat en zinloos rondlopen en niet alle nieuwtjes en geruchten horen wilt, zult gij voldoende en geschikte tijd vinden voor goede en vruchtbare overdenking.
  4. De grootste heiligen ontweken oppervlakkige menselijke contacten waar zij maar konden en gaven de voorkeur aan de dienst van God in het verborgene.
  5. Iemand heeft eens gezegd: zo dikwijls ik onder de mensen ben geweest, ben ik iets van mijn eigen mens-zijn kwijtgeraakt (Sen. ep. 7).
  6. Dit ervaren wij herhaaldelijk als wij te lang samen praten.
  7. Helemaal zwijgen is gemakkelijker dan zich in woorden niet te buiten gaan.
  8. Zich thuis terug te trekken is gemakkelijker dan zich daarbuiten voldoende onder controle te houden.
  9. Wie dus tot het innerlijke en geestelijke door wil dringen, moet met Jezus de woelige menigte vermijden.
  10. Niemand treedt zo veilig in de openbaarheid als wie graag verborgen blijft.
  11. Niemand voert zo veilig het woord als wie liever zwijgt.
  12. Niemand staat met zo weinig gevaar aan het hoofd als wie graag gehoorzaamt.
  13. Niemand kan zo veilig bevelen geven als wie geleerd heeft goed te luisteren.
  14. Niemand is zo onbezorgd en blij als wie het getuigenis van een goed geweten in zich draagt.
  15. De innerlijke rust van de heiligen vond altijd haar oorsprong in de vreze Gods, en zij waren niet minder zorgzaam en nederig van binnen, omdat zij nu eenmaal uitblonken door genade en grote deugd.
  16. Maar de zekerheid van hen die niet deugen, komt voort uit trots en eigenwaan en loopt ten slotte uit op zelfbedrog.
  17. Beloof uzelf nooit veiligheid in dit leven, al lijkt gij dan ook een goed kloosterling of vroom kluizenaar.
  18. Dikwijls zijn zij die volgens het oordeel van de mensen de besten waren, in grote gevaren geraakt door hun te groot zelfvertrouwen.
  19. Daarom is het voor velen nuttiger dat zij niet geheel vrij blijven van bekoringen maar vaak worden aangevochten, zodat ze zich niet te veilig wanen en zich trots verheffen, of ook zich al te gretig keren naar uiterlijke vertroostingen.
  20. Als men maar nooit de al te lichte blijdschap zocht, zich maar nooit met het louter uiterlijke ophield, wat zou men een goed geweten bewaren.
  21. Als iemand eens alle misplaatste zorg afwierp, alleen zou denken aan zijn heil en aan God en al zijn hoop op God zou vestigen, wat zou hij grote vrede en rust bezitten.
  22. Niemand is hemelse vertroosting waardig als hij zich niet ernstig heeft toegelegd op heilige rouwmoedigheid.
  23. Wilt ge diep in uw hart berouw gevoelen, ga dan in uw binnenkamer en sluit al het tumult van de wereld buiten zoals er geschreven staat: In uw diepste afzondering zult gij getroffen worden (Ps. 4 : 5).
  24. In uw cel zult gij vinden wat ge daarbuiten dikwijls. zult verliezen.
  25. De trouw bewoonde cel wordt u lief, maar zijt gij haar weinig trouw, dan wordt zij vervelend.
  26. Als ge haar in het begin van uw ommekeer trouw hebt bewoond en bewaard, zal zij u later een geliefde vriendin en een zeer aangename troost zijn.
  27. In stilte en rust maakt de vrome ziel vorderingen en leert zij de verborgenheden kennen van de Schrift.
  28. Daar vindt zij een overvloed van tranen waarmee zij zich van nacht tot nacht wast en zuivert. Zo wordt zij met haar Schepper des te vertrouwelijker, naarmate zij verder van alle werelds gewoel verwijderd leeft.
  29. Als iemand zich aan bekenden en vrienden onttrekt, zal God tot hem naderen met zijn heilige engelen.
  30. Het is beter verborgen te leven en zorg te dragen voor zijn innerlijk dan met verwaarlozing van zichzelf wonderen te doen.
  31. Het valt in een kloosterling te prijzen als hij weinig uitgaat, vermijdt door de mensen gezien te worden en hen zelf ook niet zoekt te zien.
  32. Waarom wilt ge zien wat ge niet moogt hebben? De wereld gaat voorbij en ook haar begeerlijkheid (1 joh. 2:17)
  33. De begeerten van de zinnelijkheid trekken naar de vrijheid; maar als het uur voorbij is, wat houdt gij dan over buiten een bezwaard geweten en een onrustig hart?
  34. Vrolijk uitgaan is dikwijls oorzaak van een droevige thuiskomst en een late avond van plezier bezorgt u een treurige morgen.
  35. Zo komt ieder lichamelijk genoegen vriendelijk binnen, maar op de duur begint het te knagen en veroorzaakt het de dood.
  36. Wat kunt gij elders zien wat gij hier niet ziet?
  37. Zie de hemel en de aarde en alle elementen, want daaruit is toch alles gemaakt.
  38. Wat kunt gij ergens zien dat lang onder de zon kan voortbestaan?
  39. Gij denkt u misschien te verzadigen, maar dat zult gij niet bereiken.
  40. Als gij alles tegelijk aanwezig zoudt zien, wat zou dat anders zijn dan een zinledig schouwspel?
  41. Heft uw ogen op naar God in den hoge en bid voor uw zonden en nalatigheden.
  42. Laat oppervlakkige dingen over aan de oppervlakkigen, maar blijf zelf bezig met wat God u voorschrijft.
  43. Sluit de deur achter u dicht en roep Jezus uw Beminde bij u binnen.
  44. Blijf met Hem in uw cel, want elders zult gij zo’n vrede niet vinden.
  45. Waart ge niet uitgegaan en hadt ge niets van al die nieuwtjes gehoord, dan hadt ge uw gelukkige vrede beter bewaard.
  46. Maar vanaf het ogenblik dat gij nog zo graag nieuwtjes hoort, moet gij een onrustig hart wel voor lief nemen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *