Hoofdstuk 25 De vurige verbetering van heel ons leven

Eerste boek

Richtlijnen voor het innerlijk leven

Hoofdstuk 25

De vurige verbetering van heel ons leven

  1. Wees waakzaam en ijverig in de dienst van God en bedenk dikwijls: waartoe zijt gij hier gekomen?
  2. Was het niet om voor God te leven en een innerlijk mens te worden?
  3. Wees dus vol vuur om voortgang te maken, want het loon voor uw arbeid zult gij weldra ontvangen en dan zal er geen vrees of verdriet meer binnen uw domein zijn.
  4. Gij zult nog even werken en dan een grote rust en zelf een eeuwige blijdschap vinden.
  5. Als gij trouw en ijverig volhardt in uw taak, zal ook God zonder de minste twijfel trouw zijn en u rijk belonen.
  6. Gij moet volharden in het vast vertrouwen dat gij de palm van de overwinning zult behalen; maar wees niet zelfverzekerd want dat kan tot traagheid leiden en tot over moed.
  7. Er was eens iemand die, voortdurend in angst, zweefde tussen hoop en vrees: op zekere dag had hij zich, weer door neerslachtigheid aangegrepen, in de kerk voor het altaar neergebogen en herhaalde bij zichzelf de woorden
  8. ‘O als ik eens wist dat ik zou volharden.’ Terstond hoorde hij van binnen het woord: ‘En als gij dat wist wat zoudt gij dan willen doen? Doe nu wat gij dan zoudt doen en gij zult gerust zijn.’
  9. En aanstonds getroost en gesterkt, vertrouwde hij zich toe aan de wil van God en zijn angstige onzekerheid was ten einde.
  10. Hij wilde ook niet nieuwsgierig onderzoeken om te achterhalen wat hem zou overkomen, maar deed meer zijn best te weten wat Gods wil was, wat zeer goed en wat volmaakt (Rom. 12 : 2), om elk goed werk te kunnen beginnen en voltooien.
  11. Vertrouw op de Heer, doe het goede, zegt de profeet en bewoon de aarde en gij zult geweid worden in zijn overvloed (Ps. 37 : 3).
  12. Er is één ding dat velen van de voortgang en ijverig verbetering afhoudt: de schrik voor moeite of de inspanning van de strijd.
  13. Want juist zij, die wat zwaar is en hen tegenstaat, dapper proberen te overwinnen gaan zeer snel in deugd vooruit, meer dan de anderen.
  14. Want dáár boekt de mens meer winst en verdient hij overvloediger genade, waar hij zichzelf meer overwint en zich meer ontzegt uit kracht van de geest.
  15. Maar niet allen hebben evenveel te overwinnen en te versterven.
  16. Maar wie ijverig en vol vuur op zijn doel afgaat is meer geschikt voor geestelijke groei, zelfs al heeft hij veel gebreken, dan een ander die wel een gunstige geaardheid heeft, maar niet zo brandt van verlangen naar deugd.
  17. Twee dingen dragen vooral bij tot verbetering van leven: zich krachtig onttrekken aan datgene waartoe de natuur ten onrechte neigt en vurig aansturen op het goede dat men bijzonder nodig heeft.
  18. Probeer ook, vooral dát te vermijden en te overwinnen wat u herhaaldelijk in anderen tegenstaat.
  19. Maak van alles gebruik om voortgang te maken, zodat gij bij het zien of horen van goede voorbeelden ontvlamt tot navolging.
  20. Maar hebt gij iets afkeurenswaardigs gezien, wacht u er dan voor hetzelfde te doen; of als gij het soms gedaan hebt, span u dan in, u snel te verbeteren.
  21. Zoals uw oog anderen gadeslaat, zo wordt ook gij door anderen waargenomen.
  22. Wat is het een vreugde en voldoening vurige en vrome broeders te zien die zich wél weten te gedragen en zich aan de regel houden.
  23. Wat een teleurstelling en droefheid anderen te zien die onordelijk leven, die datgene waartoe ze zijn geroepen, niet weten uit te voeren.
  24. Hoe nadelig is het als men het voornemen zijn roeping te volgen verwaarloost en zijn zinnen zet op dingen die ons niet zijn toevertrouwd.
  25. Denk aan het eens genomen besluit, stel u dikwijls het beeld van de Gekruisigde voor ogen.
  26. Gij hebt wel redenen u te schamen bij het zien van Jezus’ leven, dat gij nog niet hebt gestreefd naar groter gelijkenis met Hem, al zijt gij sinds lang op de weg naar God.
  27. De kloosterling die zich met aandacht en godsvrucht verdiept in het zeer heilig leven en lijden des Heren, zal alles wat voor hem nodig en nuttig is, overvloedig daarin aantreffen; en buiten Jezus behoeft hij niets beters te zoeken.
  28. O, als de gekruisigde Jezus in ons hart kwam, wat zouden wij snel en goed onderwezen zijn.
  29. Een vurig kloosterling weet alles goed te dragen en neemt ook alles wat hem wordt opgelegd gewillig aan.
  30. Een nalatig en lauw kloosterling krijgt de ene tegenslag na de andere en komt van alle kanten in verdrukking omdat hij de innerlijke vertroosting mist en niet vrij is de uiterlijke te zoeken.
  31. Een kloosterling die buiten de regel leeft loopt gevaar diep te vallen.
  32. Wie grote vrijheid zoekt en het zo nauw niet neemt zal het moeilijk krijgen, want altijd staat het een of het ander hem wel tegen.
  33. Hoe doen zoveel andere kloosterlingen die veel beperkingen op zich nemen volgens de tucht van hun huis?
  34. Zij gaan zelden uit, leven teruggetrokken van de wereld, hun maaltijd is uiterst sober, hun kleding grof; zij werken hard, spreken weinig, staan vroeg op, waken lang bidden veel, lezen graag geestelijke boeken en houden zich bij alles aan hun regel.
  35. Let eens op de kartuizers, de cisterciënzers, de monniken en monialen van de diverse regels: hoe zij ieder nacht opstaan om voor de Heer psalmen te zingen.
  36. Het zou daarom schande zijn als gij bij dit heilig werk zoudt toegeven aan luiheid, terwijl zo’n grote menigte van kloosterlingen de lofzang aanheft van Gods eer.
  37. Als wij eens niets anders behoefden te doen dan de Heer onze God uit heel ons hart en volmondig te prijzen.
  38. Als gij eens niet behoefde te eten, te drinken of te slapen, maar altijd God mocht loven en heel uw leven mocht bezig zijn met het geestelijke! Ge zoudt in dat geval veel gelukkiger zijn dan nu, omdat gij nu, hoe dan ook, in dienst staat van uw lichaam.
  39. Waren er al die behoeften eens niet, maar wel de innerlijke verkwikking van de geest die wij helaas maar al te zelden smaken.
  40. Wanneer de mens zover gevorderd is dat hij bij geen schepsel meer vertroosting zoekt, dán begint hij voor het eerst volkomen God te genieten, dan ook is hij volstrekt tevreden met alles wat hem overkomt.
  41. Dan is hij niet blij om het grote en niet bedroefd om het kleine, maar geeft hij zich zonder voorbehoud en met vertrouwen over aan God, want God is altijd alles voor hem; voor Hem vergaat of sterft niets, maar alles leeft voor Hem en is Hem zonder dralen dienstbaar.]
  42. Denk altijd aan het einde en dat verloren tijd niet terugkomt.
  43. Zonder zorg en toeleg zult gij u nooit deugd eigen maken.
  44. Als gij lauw begint te worden, treedt ook de ellende bij u binnen.
  45. Maar als gij het besluit neemt om vurig te zijn, zult gij grote vrede genieten en de lasten lichter tillen door Gods genade en uw liefde voor de deugd.
  46. Een ijverig en vurig mens is bereid tot alles.
  47. Aan gebreken en hartstocht weerstand bieden is een zwaardere arbeid dan zwoegen bij lichamelijk werk.
  48. Wie kleine gebreken niet vermijdt, glijdt langzaam af naar grotere.
  49. Gij zult u ’s avonds altijd weer verheugen als gij de dag goed hebt besteed.
  50. Waak altijd over uzelf, wek uzelf op, spoor uzelf aan, en wat er ook aan de hand mag zijn met de anderen, verwaarloos uzelf niet.
  51. Gij zult juist zoveel voortgang maken als gij uzelf geweld durft aan te doen. Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *