Hoofdstuk 4 Bedachtzaamheid in het doen

Eerste boek

Richtlijnen voor het innerlijk leven

Hoofdstuk 4

Bedachtzaamheid in het doen

  1. Men moet niet ieder woord of iedere aandrift zonder meer vertrouwen, maar voorzichtig en geduldig behoort men ten overstaan van God een zaak te wikken en te wegen.
  2. Dikwijls gelooft en zegt men helaas van een ander eerder het kwaad dan het goede: zo zwak zijn wij.
  3. Volmaakte mensen daarentegen geloven iedere verteller zo maar niet; want zij kennen de menselijke zwakheid die licht neigt tot het kwaad en nogal wankel is in haar beweringen.
  4. Het is grote wijsheid zich in zijn handelen niet te overhaasten en ook niet hardnekkig aan eigen mening vast te houden.
  5. Hiertoe hoort ook dat men niet dadelijk geloof hecht aan alles wat verteld wordt, en wat men hoort of gelooft niet terstond in andermans oren fluistert.
  6. Overleg met een wijs en gewetensvol man en zoek eerder door een voortreffelijk persoon te worden onderricht dan uw eigen bevindingen te volgen.
  7. Goed leven maakt een mens wijs naar Gods maatstaf en ervaren in veel dingen.
  8. Hoe nederiger iemand in zijn innerlijk is en hoe meer afhankelijk van God, des te wijzer en rustiger zal hij zijn in alles.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *