Hoofdstuk 12 De koninklijke weg van het heilig kruis

Tweede boek

Aansporingen tot innerlijk leven

Hoofdstuk 12

De koninklijke weg van het heilig kruis

  1. Velen vinden dit woord harde taal: verloochen uzelf, neem uw kruis op en volg Jezus (Mt. 16, 24; Lc. 9, 23).
  2. Maar veel harder zal het zijn eens dit verschrikkelijk woord te moeten horen: “Gaat weg van mij, vervloekten, het eeuwig vuur in” (Mt. 25, 41).
  3. Wie immers nu graag willen luisteren naar het woord van het kruis en dat volgen, behoeven dan niet bang te zijn dat zij het woord van de eeuwige verwerping zullen horen.
  4. Dit teken van het kruis zal aan de hemel staan, als de Heer komt om zijn oordeel uit te spreken.
  5. Dan zullen alle dienaars van het kruis die zich in dit leven aan de Gekruisigde gelijkvormig hebben gemaakt, met groot vertrouwen naar de Rechter Christus gaan.
  6. Wat aarzelt gij dan het kruis op te nemen waardoor men intreedt in het rijk?
  7. In het kruis is heil, in het kruis het leven, in het kruis bescherming tegen de vijand; in het kruis stroomt u de hemelse zoetheid toe, in het kruis ligt de kracht van de geest, in het kruis de blijdschap van het hart; in het kruis de hoogste deugd, in het kruis het eindpunt van de heiligheid.
  8. Er is geen heil voor de mens en geen hoop op eeuwig leven behalve in het kruis.
  9. Neem dus uw kruis op en volg Jezus en gij zult het eeuwig leven binnengaan.
  10. Hij is ons voorgegaan, zwaar beladen met zijn eigen kruis (Joh. 19, 17), en Hij is op dat kruis voor ons gestorven; Hij wilde dat ook gij uw kruis zoudt willen dragen en verlangen daaraan te mogen sterven.
  11. Want als gij nu met Hem gestorven zijt, zult ge ook met Hem leven, en als deelgenoot in zijn schande zult gij eenmaal ook delen in zijn heerlijkheid.
  12. Zie, in het kruis vindt alles zijn grondslag en in het sterven is alles gelegen; er is geen andere weg tot het leven en tot de ware innerlijke vrede, behalve de weg van het heilig kruis en van de dagelijkse versterving.
  13. Ga waar ge wilt, zoek wat ge maar wenst, maar gij zult in de hoogte geen verhevener weg, in de diepte geen veiliger weg vinden: alleen de weg van het heilig kruis en van de dagelijkse verloochening.
  14. Schik en regel alles volgens uw eigen wil en eigen idee, en gij zult alleen dit vinden dat gij altijd iets moet lijden, vrijwillig of tegen uw zin, en zo zult gij het kruis altijd ontmoeten.
  15. Want ofwel zult gij pijn voelen in uw lichaam óf inwendig kwelling naar de geest verduren.
  16. Soms zal God u verlaten, dan weer zullen de mensen u ergeren en wat nog meer is: dikwijls zult gij uzelf tot last zijn.
  17. Toch is er geen enkel middel, geen troost die u bevrijding of verlichting zal geven, maar zolang God het wil zult gij het moeten dragen.
  18. God wil immers dat gij ellende zonder troost leert ondergaan en u aldus volkomen aan Hem onderwerpt om nederiger te worden door wat gij lijdt.
  19. Niemand voelt zo hartelijk het lijden van Jezus mee als hij die het overkwam iets dergelijks te ondergaan.
  20. En zo staat het kruis altijd voor u klaar en wacht u overal op.
  21. Gij kunt het niet ontvluchten, waar gij ook heen snelt; want waar gij ook terechtkomt, gij neemt altijd uzelf mee en gij zult uzelf altijd vinden.
  22. Wend u naar boven, wend u naar beneden: wend u naar buiten of wend u naar binnen: bij dit alles zult gij het kruis aantreffen, en het is nodig dat gij overal het geduld bewaart, als gij de innerlijke vrede wilt bezitten en de eeuwige kroon verdienen.
  23. Als gij het kruis van harte draagt, zal het kruis u dragen en u voeren naar het gewenste doel, waar namelijk alle lijden ophoudt, al zal dat niet hier op aarde zijn.
  24. Draagt gij het onwillig, dan legt gij uzelf een last op en maakt gij het voor uzelf zwaarder en toch zult gij het moeten uithouden.
  25. Wanneer gij één kruis afwerpt, vindt gij zonder enige twijfel een tweede en misschien een zwaarder.
  26. Meent gij te kunnen ontlopen wat geen sterveling ooit kon ontgaan? Wie van de heiligen is in de wereld zonder kruis of kwelling gebleven?
  27. Zelfs onze Heer Jezus Christus was immers niet één uur zonder de smart van zijn lijden zolang Hij leefde. “De Christus moest lijden,” zo zei Hij, “en zo zijn heerlijkheid binnengaan” (Lc. 24, 26, 46).
  28. En waarom zoekt gij dan een andere weg dan deze koninklijke weg die de weg is van het heilig kruis?
  29. Heel het leven van Christus was kruis en martelaarschap en gij zoekt voor uzelf rust en vreugde?
  30. Gij dwaalt, gij dwaalt als gij iets anders zoekt dan kwellingen te verduren, want dit hele leven is vol van ellende en rondom getekend door allerlei kruisen.
  31. En hoe hoger iemand in het geestelijk leven opgaat, des te zwaardere kruisen komt hij vaak tegen; want het verdriet om de ballingschap neemt altijd met de liefde toe.
  32. Maar iemand zo herhaaldelijk getroffen, is toch niet geheel zonder troost en verkwikking: want hij ervaart dat de zegen in hoge mate toeneemt door het goed dragen van zijn kruis.
  33. Want nu hij zich daaraan onderwerpt met vrije wil, wordt alle last van kwelling omgevormd in vertrouwen op de troost van God.
  34. Hoe meer het lichaam door kwelling wordt gebroken, des te moediger wordt de geest uit kracht van de innerlijke genade.
  35. Zo iemand gelooft dat hij God aangenamer is naarmate hij meer en zwaarder voor Hem heeft mogen lijden. Soms wil hij niet meer zonder smart of kwelling zijn, zózeer is hij door liefde voor druk en tegenwerking sterk geworden, omdat hij de gelijkvormigheid met Jezus’ kruis bemint.
  36. Dat kan geen mens uit eigen kracht, wel door de genade van Christus die zóveel in een zwakke mens tot stand kan brengen dat hij nu met vurige liefde wil wat hij eigenlijk haat en vlucht.
  37. Het is de mens van natuur niet eigen het kruis te dragen, het lichaam te beheersen en in onderwerping dienstbaar te maken; zich van eerbewijzen af te keren, graag beledigingen te verduren, zichzelf gering te achten en graag gering geacht te worden, allerlei desillusie en daarmee verbonden schade te doorstaan en geen verlangen te hebben naar succes in deze wereld.
  38. Als gij alleen naar uzelf ziet, zult gij daartoe volstrekt niet in staat zijn.
  39. Maar als gij op de Heer vertrouwt, zal u kracht uit de hemel worden gegeven en zullen wereld en vlees aan uw gezag onderworpen zijn.
  40. Gij zult zelfs voor de duivel niet bang zijn, als gij u wapent met het geloof en het teken draagt van Christus’ kruis.
  41. Wees daarom als een goed en trouw dienaar van Christus bereid om dapper het kruis te dragen van de Heer die uit liefde tot u gekruisigd is.
  42. Houd u gereed om veel ellende en allerlei onaangename dingen in dit armzalige leven te verduren; want zo zal het u vergaan waar gij ook vertoeft, en zo zult gij het aantreffen waar gij u ook verschuilt.
  43. Het moet zo zijn en er is geen middel de ellende van rampen en verdriet te ontgaan dan ze geduldig te verdragen.
  44. Drink de kelk des Heren met liefde, als gij zijn vriend wilt zijn en deel wilt hebben met Hem.
  45. Laat aan God het troosten over: Hij zal zelf in die dingen handelen volgens zijn welbehagen.
  46. Maar gij moet zelf denken aan het dragen van de kwelling en daar uw grootste troost in vinden, want de droevige dingen van deze tijd, ook al moest gij ze alle alleen dragen, zijn niet te vergelijken met de toekomstige heerlijkheid (Rom. 8, 18) die u wacht.
  47. Wanneer gij zover gekomen zult zijn dat leed u zoet en aangenaam is om Christus: geloof dan gerust dat het goed met u gaat, want gij hebt het paradijs op aarde gevonden.
  48. Zolang het lijden u drukt en gij probeert het te ontvluchten, zolang gaat het niet goed met u en zal de angst en de kwelling u overal vervolgen.
  49. Als gij u richt op wat gij behoort te doen, namelijk op verdragen en uzelf versterven, zal het spoedig beter gaan en zult gij vrede vinden.
  50. Al zoudt gij met Paulus tot de derde hemel verheven zijn, dan zijt gij daarom nog niet verzekerd tegen het verduren van wat u tegenstaat. “Ik zal hem laten zien,” zegt Jezus, “hoeveel hij voor mijn Naam zal moeten lijden” (Hand. 9, 16).
  51. Lijden blijft dus voor u weggelegd, als gij Jezus wilt beminnen en Hem voor altijd dienen.
  52. Mocht gij waardig zijn iets voor Jezus’ Naam te lijden! Wat zou u dat een grote heerlijkheid opleveren, wat een jubelende blijdschap voor alle heiligen Gods, wat een opbouwende kracht voor uw evenmens.
  53. Want het geduld prijzen allen wel aan, maar slechts weinigen willen iets verduren.
  54. Terecht moest gij van harte iets voor Jezus willen lijden, want velen ondergaan wel erger dingen voor de wereld.
  55. Houd dit voor zeker: gij moet al stervend het leven door. En hoe meer de mens aan zichzelf afsterft, des te meer begint hij te leven voor God.
  56. Niemand is geschikt om het hemelse te vatten, behalve hij die berust in het dragen van wat hem zwaar valt.
  57. Niets is aangenamer voor God, niets beter voor uzelf in deze wereld dan graag iets lijden voor Jezus Christus.
  58. Als gij moest kiezen zou uw keus eerder moeten uitgaan naar de rampspoed ter liefde van Hem dan naar verkwikking van véél troost, want gij zoudt dan meer op Christus lijken en meer de gestalte van alle heiligen aannemen.
  59. Want onze verdienste en de voortgang in onze status ligt niet in zaligheid en troost, maar meer in het incasseren van zware slagen en wederwaardigheden.
  60. Denk toch eens na: als er iets beters was geweest en van groter nut voor de zaligheid van de mens dan het lijden, dan had Christus ons dat toch zeker met woord en voorbeeld duidelijk gemaakt.
  61. Maar zowel zijn leerlingen als allen die verlangen Hem te volgen, spoort Hij duidelijk aan het kruis te dragen als Hij zegt: “Als iemand na Mij komen wil, moet hij zich verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen” (Mt. 16, 24; Lc. 9, 23).
  62. Als we dan alles hebben doorgelezen en onderzocht, moet dit de eindconclusie zijn: “dat wij door vele kwellingen moeten binnengaan in het rijk van God” (Hand. 14, 21).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *