Tweede boek
Aansporingen tot innerlijk leven
Hoofdstuk 2
De nederige onderwerping
- Hecht er niet veel waarde aan wie voor of tegen u is; maar zorg goed hiervoor: dat God met u blijft bij alles wat gij doet.
- Heb een goed geweten, dan zal God u wel verdedigen.
- Want als God iemand wil helpen kan geen enkele boosheid hem deren.
- Weet gij te zwijgen en te ondergaan, dan zult gij zonder twijfel ervaren dat de Heer u helpt.
- Hij kent de tijd en de wijze om u weer vrij te maken en daarom moet gij u op Hem verlaten.
- God is het die u kan helpen en aan alle beschaming weer onttrekken.
- Maar dikwijls is het zeer goed om de nederigheid beter te verzekeren, dat anderen onze gebreken kennen en er ons een verwijt van maken.
- Wanneer iemand zich om zijn gebreken vernedert, neemt hij gemakkelijk anderen voor zich in en geeft hij allicht voldoening aan wie op hem verbitterd waren.
- God beschermt en bevrijdt wie nederig is; Hij heeft de nederige lief en vertroost hem; Hij buigt zich tot de nederige neer, Hij geeft de nederige grote genade en na de verdrukking verheft Hij hem tot hoge eer.
- Aan de nederige openbaart Hij zijn geheimen, Hij trekt hem op zachte wijze tot zich, Hij nodigt hem uit.
- Na het aanvaarden van zijn beschaming blijft de nederige volmaakt in vrede, omdat hij zijn steun vindt in God en niet in de wereld.
- Heb niet de mening dat gij ook maar enige vordering hebt gemaakt, behalve wanneer gij u als de minste van allen beschouwt.