Tweede boek
Aansporingen tot innerlijk leven
Hoofdstuk 5
Letten op zichzelf
- Wij kunnen onszelf niet te veel vertrouwen, want wij missen vaak genade en begrip.
- Er is maar weinig licht in ons en dat zijn wij door onze nalatigheid spoedig kwijt.
- Dikwijls merken wij zelfs niet op dat wij zo blind zijn.
- Telkens doen wij fout, en nog erger: wij verontschuldigen ons.
- Soms worden wij door hartstocht gedreven en menen dat het ijver is.
- Nietigheden verwijten wij anderen en aan onze grotere fouten gaan wij voorbij.
- Wat wij van anderen verduren merken wij terdege; maar hoeveel wij anderen te verduren geven zien wij niet.
- Wie goed en naar waarheid zijn eigen fouten wilde nagaan, zou geen reden hebben om over een ander zo ernstig te oordelen.
- Een mens van innerlijk leven laat dit altijd voorgaan en wie goed let op zichzelf, zwijgt wel over anderen.
- Nooit zult gij innerlijk en vroom worden, als gij niet zwijgt over wat u niet aangaat en uzelf niet bijzonder goed in het oog houdt.
- Als gij geheel op uzelf en op God gericht blijft, zal al wat gij daarbuiten waarneemt u weinig verontrusten.
- Waar zijt gij als gij niet aanwezig zijt in uw eigen binnenste? En wanneer gij nu alles hebt doorlopen, wat hebt gij dan bereikt als ge uzelf verwaarloosd hebt?
- Wilt gij werkelijk vrede en de ware innerlijkheid bezitten, stel dan al het andere op de tweede plaats en houd slechts uzelf voor ogen.
- Gij zult grote vorderingen maken als gij u vrij houdt van alle aardse zorgen.
- Maar gij zult opvallend veel achter raken als gij waarde hecht aan welke tijdelijke zaak dan ook.
- Niets mag er voor u groot, hoog, mooi of begerenswaardig zijn behalve God alleen en alles wat handelt over Hem.
- Vind alles zonder zin wat gij aan troost van enig schepsel tegenkomt.
- Een ziel die God liefheeft minacht alles wat minder is dan Hij.
- Alleen de eeuwige, onmetelijke God die het heelal vervult is de troost voor de ziel en de ware blijdschap voor het hart.