Hoofdstuk 2 De waarheid spreekt in ons zonder gedruis van woorden

Derde boek

De innerlijke vertroosting

Hoofdstuk 2

De waarheid spreekt in ons zonder gedruis van woorden

  1. Spreek, Heer, want uw dienaar luistert (1 Sam. 3, 10). Ik ben uw dienaar; geef mij verstand om te verstaan wat Gij getuigt (Ps. 119, 125).
  2. Neig mijn hart naar de woorden van uw mond, laat uw uitspraak vloeien als de morgendauw (Deut. 32, 2).
  3. Eens hebben de zonen van Israël tot Mozes gezegd: Spreek gij tot ons en wij zullen luisteren; laat niet de Heer tot ons spreken, we zouden ervan kunnen sterven (Exod. 20, 19).
  4. Niet zo, Heer, niet zo bid ik, maar eerder bezweer ik u nederig en vol verlangen met de profeet Samuël: “Spreek, Heer, want uw dienaar luistert” (1 Sam. 3, 10).
  5. Laat niet Mozes of een van de profeten het woord tot mij richten: maar spreek Gij liever, Heer, mijn God, Gij; die alle profeten bezielt en verlicht; want alleen en zonder hen zijt Gij in staat mij volkomen te doordringen; maar zij zullen zonder U niets bereiken.
  6. Zij kunnen wel woorden laten horen, maar delen de geest niet mee.
  7. Zij zeggen het mooi; maar als Gij zwijgt, zetten zij mijn hart niet in vlam.
  8. Zij bieden de letter aan, maar Gij ontsluit de betekenis. Zij spreken over geheimen, maar Gij geeft toegang tot de zin van wat in tekens wordt aangeduid.
  9. Zij kondigen geboden af, maar Gij geeft kracht om ze te volbrengen.
  10. Zij wijzen de weg, maar Gij geeft sterkte om die te gaan.
  11. Zij werken alleen aan de buitenkant, maar Gij onderricht en verlicht de harten.
  12. Zij besproeien van buiten, maar Gij geeft vruchtbaarheid.
  13. Zij roepen luid met woorden, maar Gij laat mij bij het horen ook innerlijk begrijpen.
  14. Laat daarom niet Mozes spreken, maar Gij Heer, mijn God, eeuwige Waarheid opdat ik wellicht niet sterf en zonder vrucht blijf, als ik alleen maar van buiten vermaningen heb aanhoord en inwendig niet ben ontbrand.
  15. Laat het toch niet mijn vonnis worden dat ik wel gehoord, maar niet gedaan heb, wel gekend, maar niet bemind, wel geloofd, maar niet volbracht heb.
  16. Spreek daarom, Heer, want uw dienaar luistert. Gij hebt immers woorden van eeuwig leven (Joh. 6, 69).
  17. Zeg mij iets dat mijn innerlijk hoe dan ook wat vertroost en mijn hele leven beter maakt, maar dan tot uw lof en glorie en tot uw eeuwige eer.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *