Hoofdstuk 3 Gods woorden moet men nederig aanhoren, maar velen waarderen ze niet

Derde boek

De innerlijke vertroosting

Hoofdstuk 3

Gods woorden moet men nederig aanhoren, maar velen waarderen ze niet

  1. Mijn zoon, luister naar mijn woorden, het zijn woorden die diep weldadig zijn en de wetenschap van wijsgeren en geleerden overtreffen.
  2. Mijn woorden zijn geest en leven (Joh. 6 : 64) vanuit geen menselijk standpunt te beoordelen.
  3. Zij moeten niet tot een dwaas zelfbehagen brengen, maar in stilte worden aanhoord en opgenomen in grote bescheidenheid en liefde.
  4. En ik heb geantwoord: Gelukkig hij die Gij hebt onderwezen, Heer, en onderricht hebt in uw wet om de kwade dagen voor hem te verzachten (Ps. 93 : 12, I3), zodat hij op aarde niet troosteloos blijft.
  5. Ik, zo spreekt de Heer, heb vanaf het begin de profeten onderwezen en tot nu toe houd Ik niet op te spreken tot iedereen; maar velen zijn doof en weerstaan mijn stem.
  6. Velen luisteren liever naar de wereld dan naar God; zij volgen gemakkelijker de neiging van het lichaam dan Gods welbehagen.
  7. De wereld belooft vergankelijke en onbelangrijke dingen en zij wordt zeer graag gediend; Ik beloof het hoogste en dat wat eeuwig is, en de harten van de stervelingen blijven onverschillig.
  8. Wie dient en gehoorzaamt Mij in alles met zoveel zorg als men de wereld en haar heersers dient? ‘Schaam u, Sidon, zegt de zee’ (Jes. 23 : 4), en wilt gij de reden weten, luister dan waarom.
  9. Voor een kleine uitkering legt men een lange weg af; voor het eeuwig leven tillen velen nauwelijks één voet van de grond.
  10. Op een gering voordeel maakt men jacht; om één geldstuk wordt soms schandelijk getwist; voor een onbeduidende zaak en een bescheiden toezegging schroomt men niet zich dag en nacht te vermoeien.
  11. Maar hoe schandalig! Voor een onveranderlijke waarde, voor een onschatbare prijs, voor de hoogste eer en een nooit eindigende glorie is men te lui om zich ook maar een beetje in te spannen.
  12. Word schaamrood, luie en ontevreden knecht, want die daar doen meer voor hun ondergang dan gij voor het leven Zij hebben meer plezier in onzin dan gij in de waarheid.
  13. Toch worden zij vaak gedwarsboomd in hun verwachting, maar mijn belofte bedriegt niemand en stuurt geen enkel die op Mij vertrouwt leeg naar huis (Lc. 1 : 53)
  14. Wat Ik beloofd heb, zal ik geven, wat ik gezegd heb zal Ik doen, althans voor iedereen die tot het einde trouw blijft in mijn liefde.
  15. Ik ben iemand die alle goede mensen hun beloning geeft en allen die een vroom leven leiden, zwaar op de proef stelt.
  16. Schrijf mijn woorden in uw hart en overweeg ze met veel zorg; want in de tijd van de beproeving zult ge ze zeer nodig hebben.
  17. Wat gij niet begrijpt bij het lezen zult ge inzien op de dag dat Ik u bezoek.
  18. Op twee manieren ben Ik gewoon mijn uitverkorenen te bezoeken: met beproeving namelijk en met troost.
  19. En twee lessen geef ik hun elke dag: in de ene zeg Ik hun de waarheid over hun gebreken, in de andere spoor Ik hen aan tot vermeerdering van hun deugd.
  20. Wie mijn woorden kent en ze verwaarloost vindt een Rechter op de laatste dag.

Gebed om de gave van godsvrucht af te smeken.

Heer mijn God, Gij zijt voor mij al wat goed is.

En wie ben ik dat ik tot U het woord durf richten?

Ik ben uw armzaligst knechtje, een zielige wurm, veel armtieriger en verachtelijker dan ik weet of durf zeggen.

Maar toch, Heer, wil gedenken dat ik niets ben, niets heb, niets kan.

Gij alleen zijt goed, rechtvaardig en heilig; Gij kunt alles, Gij geeft alles, Gij vervult alles, alleen hem die zonde doet laat Gij met lege handen staan.

Gedenk uw barmhartigheden (Ps. 25 : 6) en vul mijn hart met uw genade. Gij wilt immers niet dat uw werken geen zin zouden hebben (Wijsh. 14 : 5)

Hoe zou ik het vol kunnen houden in dit droevige bestaan, als uw barmhartigheid en uw hulp mij geen kracht gaven?

Wil uw aangezicht niet van mij afwenden (Tob. 4 : 7); wil uw bezoek niet langer uitstellen; neem uw vertroosting niet van mij weg, opdat mijn innerlijk in uw aanwezigheid niet wordt als een land zonder water (Ps. 143 : 6).

Heer, leer mij uw wil doen (Ps. 143 : 10); leer mij voor U waardig en nederig leven.

Want Gij zijt mijn wijsheid, die mij werkelijk kent en gekend hebt vóór de wereld tot het bestaan kwam en vóór ik op de wereld geboren werd.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *