Hoofdstuk 51 Als men het hoogste niet kan beoefenen behoort men bescheidener dingen te doen

Derde boek

De innerlijke vertroosting

Hoofdstuk 51

Als men het hoogste niet kan beoefenen
behoort men bescheidener dingen te doen

  1. Mijn zoon, gij kunt niet altijd branden van ijver voor het goede en u niet altijd op de hoogste trap van de beschouwing staande houden.
  2. Maar omdat gij vanaf het allereerste begin gekwetst zijt, moet gij soms wel naar het lagere afdalen en de last van dit bederfelijk leven dragen ook tegen uw verlangen in en met verdriet.
  3. Zolang gij een sterfelijk lichaam meedraagt, zult gij innerlijk verdrietig en bezwaard van hart zijn.
  4. Daarom kan het niet anders of gij zult in het lichaam zuchten om lichamelijke lasten, omdat gij niet in staat zijt u onophoudelijk in geestelijke studie en de beschouwing van het goddelijke te verdiepen.
  5. Dan is het voor u goed tot de bescheidener uitwendige werken uw toevlucht te nemen en u te ontspannen in goede werken, mijn komst en het hemels bezoek met groot vertrouwen af te wachten,
  6. uw ballingschap en dorheid van geest geduldig te verdragen totdat gij weer door mij wordt bezocht en van alle angsten bevrijd.
  7. Want Ik zal maken dat gij uw zwarigheden vergeet, en u de innerlijke rust doen genieten.
  8. Ik zal de weiden van de Schrift voor u ontsluiten, zodat gij met een verruimd hart de weg van mijn geboden kunt gaan.
  9. En gij zult zeggen: ‘Het lijden van deze tijd is niet te vergelijken met de toekomstige heerlijkheid die in ons openbaar zal worden’ (Rom. 8 : 18).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *