13. Laten we dat gekke oudje bezoeken

 Boodschap van 25 juni 1990

(Negende verjaardag van de verschijningen)

“Lieve kinderen… Ik roep jullie allemaal op voor God te kiezen en om Zijn wil dagelijks door het gebed te ontdekken. Lieve kinderen, ik wil jullie uitnodigen tot volledige bekering, zodat er vreugde is in jullie harten…

13. LATEN WE DAT GEKKE OUDJE BEZOEKEN

Toen ik klein was, nodigden mijn ouders iedere zomer een stel uit bij ons thuis, tot grote vreugde van ons, mijn broers en zussen en ikzelf, de 6 kinderen Maillard. We noemden hen ‘oom Jan en tante Sonia’. Hij was de filosoof’ bij uitstek en hij kon hele hoofdstukken van de werken van Aristoteles uit zijn hoofd opzeggen, maar een ei bakken kon hij niet. Zij was kunstenares en schilderde en was van origine Deense. Volgens onze kindervisie bestond er geen stel dat onderling meer verschilde dan zij.

Wij waren helemaal weg van de verhalen van oom Jan. We hoefden maar te zeggen “Vertel ons nog eens een verhaal…” en hij begon meteen te vertellen met een buitengewone precisie, waarbij hij telkens dezelfde woorden gebruikte, in dezelfde volgorde als de keer ervoor. Hij had daar zoveel schik in, dat hij steeds weer vergat dat hij ons dat verhaal al eens had verteld. Naast zijn interessante verhalen, waar wij geboeid naar luisterden (zo zijn kinderen nu eenmaal, ze nemen als een spons alles in zich op), vertelde hij ook enkele grappen en altijd dezelfde vier.

Elke zomer spraken wij onderling af wie hem deze keer zou vragen: “Oom Jan, heeft u niet nog een grappig verhaal?” en dan wreven wij in onze handen, omdat we wisten dat we binnen de kortste keren dubbel zouden liggen van het lachen, want met zijn aparte stem, die mijn broers geweldig konden nadoen, vertelde hij dan die vier grappen en steeds in dezelfde volgorde, en hij lachte er zelf bij als een kind, en zijn stoel begon dan altijd geweldig te schudden. Mijn vader keek dan glimlachend en begripvol onze kant op, terwijl mijn moeder stiekem grinnikte en liet blijken dat we wel wat overdreven. Eerlijk gezegd, de grappen van oom Jan waren wat ouderwets, niet echt grappig, maar wij genoten van het scenario op zich. Sinds de jaren ’40 bezochten Jan en Sonia regelmatig Marthe Robin2. Ze maakten dan een praatje met haar, tijdens een retraite of bij andere gelegenheden.

Vanaf de eerste ontmoeting met Marthe was Sonia diep door haar geraakt. De Tweede Wereldoorlog was nog maar net voorbij. toen zij en Jan zich voor het eerst inschreven voor een retraite. De Foyer was toen net opgericht, in een naoorlogs Frankrijk. De deelnemers aan de retraite kregen de kans om Marthe even te bezoeken in haar kleine boerderijtje ta Plaine’. Pater Finet, de medestichter van de Foyers, bracht hen dan ieder afzonderlijk of als koppel naar het piepkleine kamertje van Marthe, waar het pikkedonker was.

Jan en Sonia stellen zich voor en begroeten Marthe op een gewone manier, waarna Marthe vraagt:
–En u, mevrouw Daujat, heeft u vannacht goed geslapen ?
— 0 ja, Marthe, heel goed, dank u wel. Ik heb heel goed geslapen.
–Waarom zegt u dat u goed hebt geslapen, terwijl u helemaal niet hebt geslapen ? U hebt de hele nacht pijn gehad aan uw rug en u zei steeds “wat een vreselijke matras, wat een vreselijk hotel.”

Stilte en stomme verbazing…
— Wel… stamelt Sonia, die er een overdreven beleefde manier van doen op nahoudt.
— Belooft u me alstublieft, dat u mevrouw X gaat vragen om u
een andere matras te geven. U heeft echt een goede matras nodig, u heeft rust nodig !

Dat was het gedenkwaardige begin van een lange en hechte vriendschap.

Het trio uit Lyon…

Jaren later deed zich een gebeurtenis van een heel andere aard voor in Cháteauneuf. Oom Jan vertelde er ons over met de opwinding van een filosoof, die blij is dat het goddelijke hem van zijn stuk wist te brengen.

Op een dag zit een jongeman met zijn twee maîtresses aan tafel rond een goede fles wijn, in een bekende bar aan het Bellecourtplein in Lyon. Er heerst een duffe sfeer, er wordt bijna niet gepraat, de drie vervelen zich dood. Ze zijn overal geweest, ze hebben alle mogelijke zonden meer dan eens begaan, ze hebben alles geprobeerd, ze hebben overal van geproefd en daar zitten ze dan, zonder inspiratie. Wat kunnen ze nu nog verzinnen om hun leven wat opwindender te maken ?
— Ik heb een idee, zegt de man opeens met een boosaardig lachje in zijn blik. Als we nou eens samen naar dat gekke oudje gingen ?
–Welk gekke oudje ? vraagt een van de vrouwen.
— Je weet wel, dat gekke oudje uit Cháteauneuf, die altijd in het donker zit.
— Ah, die mystica, waarvan men zegt dat ze de stigma’s draagt…
— Maak dat de kat wijs ! Daar willen ze gewoon geld uit slaan.
–Wat een geweldig idee, roept de andere vrouw uit. Maar we moeten een goed plan smeden, want het is niet gemakkelijk om bij haar te komen.
– Maak je geen zorgen, ik ken iemand die er is geweest. Het plan is eenvoudig: we schrijven ons in voor een retraite en de tweede dag wordt er dan gevraagd wie er naar Marthe toe wil. Dan geven we ons daar natuurlijk voor op en dan doen we net of we heel vroom zijn…
–Geen enkel probleem, zegt een van de vrouwen giechelend.
–… en we zeggen gewoon dat we een belangrijke vraag hebben en dat we haar daarom met ons drieën tegelijk willen zien. En als we eenmaal in haar kamer zijn, dan zullen we de tijd van ons leven hebben. We zullen ons eens lekker laten gaan. We zullen de draak met haar steken, we zullen haar uitlachen, haar voor alles uitmaken, we zullen haar met de grofste woorden uitschelden, kortom, we zullen haar de schok van haar leven geven. We zullen het haar eens goed inpeperen. Ze zal zich ons nog lang herinneren. En natuurlijk vertellen we dat allemaal aan de krant.

Ze lachen alle drie hard en gemeen en wrijven zich al bij voorbaat in de handen. Drie weken later lijken onze drie kandidaten die uit zijn op een schandaal, op drie brave gelovigen. Ze zijn rustig hun maaltijd aan het eten met de andere deelnemers van de retraite in Cháteauneuf-de-Galaure, wanneer hun namen worden afgeroepen:
— Het is jullie beurt om naar Marthe te gaan. Jullie moeten om 3 uur deze middag klaarstaan bij de voordeur van de Foyer. Pater Finet zal jullie met de auto brengen.

Wat zij niet weten is dat een van de gewoontes van de Foyer is, dat Marthe altijd een lijst ontvangt van de aanwezige personen die haar willen zien. Soms zegt ze dan dat een bepaald persoon niet bij haar kan komen, omdat het bijvoorbeeld een journalist is die een verborgen camera bij zich draagt, of omdat het iemand is die slechte bedoelingen heeft en de Foyer schade wil berokkenen. Zij bidt lang voor elke genodigde.

Het trio uit Lyon komt aan in de kamer voor die van Marthe. Ze gaan zitten voor de oude houtkachel van de boerderij, terwijl de grote klok met luid getik onverbiddelijk de minuten aangeeft die verstrijken. De sfeer is omgeslagen en ze voelen zich al wat minder stoer dan in de bar in Lyon… maar ze hebben niets te vrezen, hun plan is waterdicht, het zal lukken.

Een dame komt uit de kamer van Marthe, met tranen in haar ogen…

— Snel, haast jullie, het is jullie beurt, zegt pater Finet, die hen voorzichtig binnenleidt in de donkere kamer en hen met zijn zak-lamp hun stoel wijst.

Voordat ze goed en wel beseffen waar ze zijn en op de tast hun stoel hebben gevonden, begint Marthe al te praten:
— Kom op, lach me maar lekker uit. Dat is wat ik verdien !

Dodelijke stilte. De adem van het trio stokt, de seconden kruipen voorbij…
— Maar… mevrouw… wij… euh…
— Ga je gang, wees niet bang, zeg mij alles wat jullie op de leverligt, ik ben maar een zondares en dat is mijn verdiende loon !

De man probeert om rustig te ademen en zegt met een toonloze stem die verraadt hoezeer de bovennatuurlijke ervaring hem aangrijpt:
— Maar mevrouw, we hebben u niets te zeggen, we zijn niet gekomen om de draak met u te steken…
— Jawel, herinneren jullie je nog de avond van 4 maart, in een bekende bar aan het Bellecourtplein in Lyon, waar jullie je afvroegen wat jullie zouden gaan doen en dat jullie toen besloten dat gekke oudje van Cháteauneuf te gaan bezoeken, om de draak met haar te steken…

Het trio is met verstomming geslagen. Het is de schok van hun leven en de angst dringt door tot in hun botten. Ze kunnen zelfs niet meer denken, ze laten het hoofd zakken, verbijsterd, sprakeloos… Ze hebben het bij het verkeerde eind, ze hebben verloren, ze wisten niet… Dan maakt hun hoogmoedige houding beetje bij beetje plaats voor een voorzichtig, schamel aandachtig luisteren. En Marthe vervolgt haar betoog en redt de situatie van een catastrofe.

De man en zijn twee maîtresses luisteren meer dan een uur naar Marthe. Haar onmetelijke liefde voor de mensen doet hen capituleren en ze laten alle barrières vallen. Het lijkt of ze alles van hen weet, maar het meest aangrijpende is dat zij van hen houdt zoals ze zijn, zoals een moeder van haar kinderen houdt. Je zou zelfs denken dat ze zichzelf lager acht dan hen. Ze betuigt hen een oneindig respect. Ze laat hen onomwonden de schoonheid zien van het plan dat God voor hun christelijk leven heeft. Ze schijnt helemaal niet te beseffen dat ze door hun losbandig leven niet voorbereid zijn op zulke zuivere en verheven woorden.

Zij spreekt over de schoonheid van het leven van hen die God beminnen en over de schittering van de ziel die op diepe wijze met Jezus is verenigd. Haar enthousiasme is aanstekelijk.

Die dag behaalt de liefde, in een kleine boerderij ergens in de streek van de Dróme, een mooie overwinning op de haat. Als onze drie vrienden bij Marthe weggaan en een warme wind tegen hun veranderde gezichten voelen waaien, jubelen ze het uit van vreugde. Het lijkt of ze ver weg op reis zijn geweest, heel ver weg, naar een andere wereld.

De vrucht van dit bezoek: een monnik en twee religieuzen.

Op de homepage – en ook hier – zullen een aantal teksten worden gepubliceerd

uit het prachtige boek “Het Verborgen Kind van Medjugorje”

van Zuster Emmanuel Maillard.

Ik kan niet anders zeggen dan dat dit boek mijn leven aan het veranderen is.

Ik zou de aanschaf van dit boek (slechts €12,-) dan ook van harte willen aanbevelen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *